De man dweilt onrustig door zijn bed, duidelijk niet comfortabel. Hij mompelt, neurologisch lichtelijk ‘afwezig’ maar fysiek strak gespannen.
Het gelach is tot in de aangrenzende keuken te horen, collega’s gieren het uit. Het werkt aanstekelijk en al grinnikend pak ik een kop koffie. Ik controleer of de deur naar de gang dicht zit, tenslotte willen we niet de indruk wekken iemand uit te lachen.
Voor buitenstaanders is het lastig voor te stellen dat we zelfs op een Intensive Care plezier kunnen hebben om bepaalde taferelen. Zonder te weten wat er zo grappig is voeg ik mij bij het vermakelijke gezelschap. Al snel wordt duidelijk waarom mijn collega Mila de lachers op haar hand heeft. Er blijkt bij haar patiënt een nogal gênant ‘euvel’ te zijn, medecollega’s moedigen haar aan dat zij hier toch echt iets aan zal moeten doen. Uitspraken als: “Je kan hem zo niet laten liggen” en “hij kan het niet zelf” passeren lachend de revue. Mila stribbelt tegen en roept dat er toch echt grenzen zijn aan verpleegkundig ‘handelen’.
Ondanks de jolige stemming komen uiteindelijk ook de serieuze ins en outs ter sprake. Tenslotte bied ik aan om in ieder geval ‘het probleem’ te willen bekijken en een poging zal wagen ‘het’ te verhelpen. Ik verdiep mij theoretisch zo goed en zo kwaad als het kan in deze delicate kwestie. Waar de wet BIG beschrijft dat je als gekwalificeerd professional bij handelingen bevoegd EN bekwaam dient te zijn, lijkt me dat in deze vrijwel onmogelijk. De wet BIG dient om patiënten te beschermen tegen ondeskundigheid en onzorgvuldig handelen. Echter bekwaam word je pas wanneer een handeling meermaals onder toezicht kan worden uitgevoerd. In mijn lange staat van dienst heb ik dit nooit aan de orde gehad en omdat de tijd dringt en niets doen geen optie is voeg ik de daad bij het woord.
“Goedemorgen meneer, ik ben IC verpleegkundige Niekie”, beleefd schud ik zijn hand. Ik ben een collega van Mila en zou graag even bij u willen kijken. De man van eind 60 maakt een onrustige indruk wat resulteert dat hij overdwars in bed ligt. Als gevolg van een hersenbloeding is hij halfzijdig verlamd wat zijn onbeholpen handdruk en averechtse ligging verklaard. De man lijkt mij te begrijpen maar een afasie (lees: taalstoornis) belemmert hem in adequate communicatie. “Vind u het goed als ik even naar uw… uh.. ‘probleem’ kom kijken?” Inwendig zegt mijn stem lachend: “Nou Niekie, het blijft niet bij kijken hè.” Ik wapper nonchalant met mijn handen richting plaats delict en probeer de giechels die deze inwendige conclusie opwekt te negeren. Terwijl ik handschoenen aantrek haalt de man onverschillig de schouders op en mompelt onverstaanbaar. Non verbaal gebaart de man, ga je gang. De op leeftijd zijnde man heeft duidelijk geen last van enige gêne wat maakt dat mijn plaatsvervangende schaamte als sneeuw voor de zon verdwijnt. Zodra ik de dekens weg sla, presenteert de ‘kwaal’ zich nogal recht voor zijn raap.
Uiterst voorzichtig en professioneel doe ik mijn best en vanuit mijn ooghoeken hou ik de man nauwlettend in de gaten. Per slot van rekening blijft het apart te noemen wanneer een ‘vreemde’ in je scrotum op zoek gaat naar de UIT knop.
Wanneer ik na het nodige gegraai hem eindelijk ontdek, doe ik verwoede pogingen tot uitschakelen. Tevergeefs, de knop blijft in weigering. Door mijn eerdere research weet ik dat de man niet ontkomt aan een kleine ingreep. Terwijl ik de man fatsoenlijk in bed positioneer vertel ik hem intussen over de noodzaak hiervan. Ik dek hem weer toe en voor ik de kamer verlaat excuseer ik mij voor de nogal vreemde situatie. De man lacht vriendelijk en lijkt dit alles als de gewoonste zaak van de wereld te beschouwen. Of dit gedrag de man werkelijk past of de hersenbloeding hier van enig invloed is, blijft voor nu onduidelijk.
Zodra ik de kamer heb verlaten komt Mila direct aanlopen, zichtbaar ongemakkelijk maar des te nieuwsgierig vraagt ze: “En!?….”
Mede door het ‘normale’ gedrag van de man ben ook ik alle schaamte inmiddels voorbij en zonder er doekjes om te winden zeg ik recht voor zijn raap: “UIT knop getraceerd, storing aldaar, situatie aanhoudend gespannen.”
En dan is er geen houden meer aan en proesten we het uit. Ook wij moeten zo nu en dan ‘ontladen’, nu alleen Mila’s patiënt nog.