Uren later verlaat ik de isolatiekamer, de zieke jongen in diepe slaap achterlatend. Eenmaal ‘buiten’ maakt dat collega’s -weliswaar verlaat– kunnen gaan eten. Na een korte overdracht vertrekken ze richting de koffiekamer, samen met een cursist blijf ik achter.
Uitgedroogd en gehavend van het strakke masker drink ik snel wat water. De deur van de IC gaat open en bezoek druppelt binnen. Ik groet hen allen vriendelijk, maar wanneer bezoek van de laatste patiënt naar binnen komt grijp ik in. Er zijn overdag meermaals confrontaties geweest met deze familie en ook nu houden zij zich niet aan bezoekregels. Wanneer ik netjes doch dringend de groep verzoek de IC te verlaten en hen op gemaakte afspraken wijs, escaleert de situatie direct. De manier van communiceren is agressief en al luid scheldend wordt mij discriminatie verweten. Ik verzoek mijn collega de beveiliging te alarmeren. De opstandige, geagiteerde familie eist onder andere een dokter te willen spreken. Ter verduidelijking, in de afgelopen 24 uur is meer met deze familie gesproken dan van welke patiënt ook. De situatie van hun jongste broer is onveranderd, in het laatste gesprek zijn duidelijke afspraken over een vervolg gemaakt. Bewust van mijn kwetsbaarheid, maar onvermurwbaar wijs ik hen opnieuw beleefd de uitgang van de IC. Ik pareer elke vorm van discussie en blijf volhardend in mijn boodschap. Onder beveiligingsescorte verlaat familie tegenstribbelend en luid scheldend richting mij, onze IC. Op de gang gaat de opstand verder omdat meerdere wachtende familieleden zich aldaar bijvoegen. Collega’s welke met pauze zijn moeten noodgedwongen hun maaltijd afbreken. Dan sluiten de schuifdeuren naar de gang zich en verstomd het kabaal. Achterblijvend ‘op zaal’ wordt duidelijk dat andere bezoekers zijn aangeslagen, ongewild zijn zij deelgenoot gemaakt van deze confrontatie. Ik loop langs alle kamers en herhaaldelijk bied ik mijn excuses aan. Een zoon zit verloren naast zijn vader, ontredderd. Er is volop gescholden met een ernstige ziekte waar zijn vader sinds kort aan lijdt, grote kans dat deze ziekte zijn vader fataal zal worden. Plaatsvervangende schaamte maakt zich van mij meester, bezoek van onze afdeling heeft het emotioneel zwaar. Dat juist zij ook nog geconfronteerd worden met dit onbeschofte gedrag maakt mij wrevelig.
Verschillende culturen met zijn verscheidenheid aan gebruiken, gewoontes en tradities. Ongeacht je oorsprong, op ieder willekeurig continent bestaat een duidelijke norm hoe je fatsoenlijk te gedragen. Het onbehoorlijke gedrag wordt bekritiseerd en dient te worden aangepakt, afkomst niet ter zake doende.
De hele situatie heeft veel tijd in beslag genomen, kostbare tijd welke niet besteed is aan onze patiënten. Dat gegeven blijft steeds opnieuw voor ieder van ons lastig te verteren. Uiteindelijk keert de rust weder en kan de tweede ploeg die avond ruim na achten eten. Wanneer we gezellig in de koffiekamer hongerig aanvallen op onze warme maaltijd, raak ik in gesprek met een nieuwe uitzendkracht. Al snel komt het voorval ter sprake en opeens biggelen de tranen over mijn wangen. Tranen omdat door toenemende agressie in de zorg ik persoonlijk ongewild ben veranderd, tranen dat mijn levensmotto –wie goed doet goed ontmoet- wankelt, tranen van onbegrip, want inmiddels ‘oud’ en ervaren begrijp ik er nog steeds niets van. Eenmaal op de klok kijkend en met gebrek aan eetlust laat ik mijn maaltijd voor wat het is, we lopen tenslotte flink achter in onze werkzaamheden. Mijn tranen drogend open ik de schuifdeur van de IC waar ik direct stevig wordt omarmd door een collega. Verbaasd kijk ik haar aan: “Gewoon zomaar, omdat jij het verdient” zegt ze. Ik voel opnieuw tranen prikken, maar deze keer van dankbaarheid dat door dit kleine gebaar ik tegelijkertijd besef dat ik vast moet blijven houden aan mijn levensmotto.
Het warme gebaar brengt mij bij een terugkerende uitspraak van mijn moeder: “Verbeter de wereld en begin bij jezelf.” Mijn moeder heeft gelijk, want wie zaait zal uiteindelijk oogsten.
❤️
LikeLike