Ik meld mij op de MICU post en tref mijn collega’s in de kleedruimte, al pratend veranderen we van burger naar zorgprofessional. Dan controleren we de nodige apparatuur: voorraden worden geteld en de medicatie koffer wordt aan een uitvoerige check onderworpen. Kees -onze chauffeur- neemt de inspectie van de auto op zich. Wanneer ieder medische apparaat de controle test goed heeft doorstaan, haal ik de droger leeg en berg schone uniformen in de kast. Ik grinnik: “Het is net of ik thuis bent.”
Einde van de middag wordt een rit aangemeld, we gaan een beademde patiënt overplaatsen waarbij we binnen dezelfde stad zullen blijven. Zelden is de afstand tussen het insturende en ontvangende ziekenhuis zo klein. Ondanks de korte rit voorziet Kees -wegens een zeer drukke avondspits- oponthoud. Arts Vera vraagt direct toestemming bij de meldkamer met OGS (optische geluidsignalen) te rijden. Goedkeuring van de meldkamer is om verscheidene redenen noodzakelijk. Eén daarvan maakt het mogelijk aan te tonen dat het spoedvervoer betreft, zodra het overschrijden van de maximale snelheid nadien wordt bekeurd. Wanneer de patiënt veilig geïnstalleerd is rijden we ons direct op de eerste kruising vast. Ondanks ‘toeters en bellen’ blijkt er geen doorkomen aan. Na een kwartier hebben we amper 100 meter afgelegd. Kees manoeuvreert de grote gele bus kunstig langs uitwijkende auto’s. We passeren rakelings stilstaand verkeer, Vera haar blik steevast op de patiënt, huiverig dat we iets schampen. Ervaren laveert Kees langs de ontstane chaos. Ook wij hebben onze handen vol, maar dan aan de intens zieke patiënt.
Signalen zowel optische als geluid,
brengen ons stapvoets vooruit.
Vóór uit de wagen volgt een waarschuwing van Kees ons schrap te zetten, kort daarna schudden we flink op en neer. Het hoofd van de ‘slapende’ patiënt stevig vasthoudend en Vera gefocust op de beademing. Schommelingen zoals drempels en stoepranden hebben invloed op de beademingsmachine wat extra aandacht behoeft. Tijdens de rit houden we nauw contact met de chauffeur: “Stukje fietspad”, roept Kees. Alles klotst opnieuw heen en weer wanneer we over de stoeprand, dwars door de berm het fietspad bereiken. We rijden -weliswaar stapvoets-, onze weg vervolgend. Fietsers stappen af en wachten in de berm zodat wij eenvoudig kunnen passeren, het is alle hands aan dek voor Kees. Tenslotte is het niet gebruikelijk je op deze manier als spoed vervoer voort te bewegen. Wanneer het fietspad eindigt voegen we ons weer tussen de -autotale- chaos. Bestuurders proberen plaats te maken, maar de ruimte om uit te wijken is krap, signalen zowel optische als geluid, brengen ons stapvoets vooruit.
Plotseling passeren meerdere motor agenten, korte krachtige fluitsignalen en handgebaren volgen waarna de afgezette kruising ons vrij doorgang bied. Ik roep vanuit achter: “Goed geregeld Kees!” Eindelijk kan de snelheid iets omhoog, onderwijl wissel ik medicatiepompen en pas waar nodig instellingen aan. Dan hoor ik Kees vanuit ‘vóór’ zeggen: “Niekie die politie escorte is overduidelijk niet voor ons.” Direct achter ons blijkt een spelersbus van de lokale eredivisieclub te rijden welke zienderogen haast heeft. Volledig confuus kijken we de spelersbus na wanneer bij de volgende kruising deze af slaat, met voorrang en begeleid.
Signalen zowel optische als geluid,
brengen ons stapvoets vooruit.
Zwarte bus versus gele,
beide met prioriteit.
De een levensreddend,
de ander begeleid.
Op tijd op de middenstip,
de zwarte bus heeft dat als streven.
De gele houdt een
intens zieke patiënt in leven.
Beide tijdig de eindbestemming bereikt,
de één een wedstrijd gewonnen.
Elders een mensenleven dat strijd.