Lennart (59 jaar) ligt al drie weken op de Intensive Care (IC). Hij is van de trap gevallen en heeft daarbij zijn nek gebroken, hij heeft dan wel het -relatieve- geluk gehad dat er snel hulp aanwezig was, anders had hij het ziekenhuis hoogst waarschijnlijk niet gehaald.
Lennart heeft ook vandaag weer weinig zin in de dag, bij binnenkomst spreekt zijn gezicht boekdelen. Ook vandaag heeft hij geen zin in mijn hulp. Dat snappen wij als verpleegkundigen volledig, het idee dat je niet meer je eigen armen en benen kunt bewegen en dat iemand anders ‘jou’ in een bepaalde houding aan het leggen is brengt onze ergste angsten (zeker als verpleegkundigen) naar boven. Best veel mensen zijn control-freaks, een gemiddelde IC-verpleegkundige is daar een extreme variant van.
Ook vandaag poog ik weer zo meelevend mogelijk te zijn. Ik overleg elke kleine handeling met Lennart: “Wil je dat ik je hand op je buik leg, of naast je lichaam op een kussen?” Het voelt bijna kleinerend wanneer ik het vraag, toch voel ik me verplicht de eindbeslissing bij hem te laten. Hij kan knikken en schudden, dus stel ik hem -letterlijk- de hele dag alleen maar ja of nee vragen. Diepgaande gesprekken zijn dan ook vaak moeilijk te houden, vandaag doe ik een serieuze poging om zijn signalen goed te lezen.
“Kan ik verder iets voor je betekenen Lennart?”, vraag ik na de ochtendzorg. Hij schudt -met een neutrale gezichtsuitdrukking- stevig nee. Ik blijf even staan, besluit hem aan te kijken en vraag: “Hou je het nog vol? Op deze manier in bed te moeten liggen. Psychisch uiteraard, in de zin van denk je dat je mij de komende uren nog kan zien zonder me te willen wurgen.” Er verschijnt een lichte glimlach op zijn gezicht. Verder kan hij helaas weinig duidelijk maken: “Vind je het heftig? Dit allemaal.”, vraag ik zo neutraal mogelijk, in een poging mijn vooroordelen voor mezelf te houden. Er verschijnt een traan bij Lennart, ik pak door in de hoop hem een kans tot communiceren te geven: “Misschien een gemene vraag, ik hoop dat je niet boos op me word. Wil je überhaupt nog leven Lennart?” De tranen beginnen voluit te stromen. Hij schudt steviger dan ooit, nee. “Vind je het goed als ik dit bespreek met de artsen en jouw familie Lennart? Ik denk dat het belangrijk is dat iedereen weet hoe jij hier in staat.” Hij knikt stevig ja. “Fijn dat we goed met elkaar hebben kunnen spreken Lennart, ik hoop dat je dat ook zo voelt.” Gelukkig knikt hij weer. Voordat ik vertrek check ik het toch nog even: “Wil je me trouwens nog steeds wurgen of is dat nu beter?” Er verschijnt een grote glimlach. “Ok duidelijk ik zal m’n bodyguard afbellen, OK.”
Het beademingsapparaat begint te alarmeren omdat Lennart moest lachen van m’n slechte humor. Toch handig, al die signalen.
We wensen iedereen een veilig, gelukkig en voorspoedig 2023. We hopen dat iedereen een geweldig jaar tegemoet gaat.
Namens alle schrijvers,
Jerry