Valerie (64 jaar) ligt inmiddels drie weken op de Intensive Care (IC). Ze wordt al twee weken beademd omdat haar longen onvoldoende zuurstof kunnen opnemen ten gevolge van opstapeling van vocht. Dit vocht stapelt zich op ten gevolge van een (fors) nierprobleem.

Bijzonder aan Valerie -of misschien juist heel normaal- is dat iedere dag haar familieleden trouw aanwezig zijn. Geen bezoekuur wordt overgeslagen. Dit klinkt heel vanzelfsprekend als een naaste ernstig ziek is, maar de praktijk is anders. Niet omdat mensen niet willen, maar omdat het simpelweg fysiek en psychisch vermoeiend is om elke dag geconfronteerd te worden met het feit dat je mogelijk een geliefde persoon in jouw leven gaat verliezen.

Nina (kleindochter) is er iedere avond. Ze is volledig op de hoogte, hoewel ze niet medisch onderlegd is praat ze inmiddels wel zo: “Hoe gaat het vandaag met haar beademingsvoorwaarden?”, vraagt ze. “Ietsjes beter, durf ik te zeggen. Helaas kan dat snel veranderen, maar ik klop het af. Het gaat wat beter.” We zijn op de IC erg bang dat we mensen moeten teleurstellen als we ze hoop geven. Het is helaas altijd mogelijk dat het nú goed gaat, en zo meteen niet meer.

“Ik weet dat ze kan overlijden, ik vind het fijn dat dat vooralsnog geen zekerheid is.” Haar houding ten opzichte van de situatie van haar oma is bewonderenswaardig, ik sluit me bij haar standpunt aan: “Gezien je zo bewust bent van de situatie zal ik het anders zeggen. Ik hoop, en geloof, dat ze het gaat halen.”