De ‘gebalde vuist’ blijkt een broer van onze patiënt te zijn. Zodra hij naast mij staat schreeuwt hij geagiteerd al wijzend naar de monitor: “Dat is toch zijn hartritme?!” Ik zwijg en kijk hem meelevend aan. Wat hij waarneemt wordt veroorzaakt door de compressies van de ‘Lucas’ en is voor een leek eenvoudig te verwarren met een normaal hartritme.
Zwijgend laat ik de broer ‘landen’ in de heftige situatie. Minuten later leg ik mijn hand op de schouder van de boze man en moedig hem aan tegen zijn broer te praten en hem vast te houden. De reanimatie gaat intussen onverminderd door. Ik zoek oogcontact met de ‘medische leider’ aan het voeteneinde en na een blik ter verstande laat hij beveiliging paraat staan op de gang. De arts die de leiding heeft kondigt de laatste ritmecheck aan; de ‘Lucas’ wordt on-hold gezet en ik stop met beademen. Iedereen kijkt naar de monitor. Een vlakke lijn volgt (asystolie), ofwel geen hartritme aanwezig. Nadat de arts meedeelt dat hiermee de reanimatie is beëindigd, drukt de boze broer naast mij vastberaden de on-hold knop van de ‘Lucas’ in. De ‘Lucas’ hervat zijn vooringestelde ritme en de broer schreeuwt: “Er wordt NIET gestopt!” Ik zie opnieuw gebalde vuisten, zijn ogen furieus. We laten het even gebeuren en geven familie de ruimte bij het bed.
Rania staat als aan de grond genageld, Yash zijn broer reageert uitzinnig en heeft de apparatuur bovenop Yash zijn borstkas weer aangezet. Terwijl het apparaat de borstkas indrukt schudden zijn broers Yash ruw door elkaar en roepen luidruchtig: “Bro, bro kom op, bro, je moet terug komen! Bro, kom op nou!!” Rania staat erbij en kijkt ernaar, net als de ouders van Yash kan zij alleen maar huilen. Een verpleegkundige begeleidt haar naar voren tot naast Yash. Ze pakt zijn hand vast, hij is ijzig koud. Ze weet wat dit betekent, de arts lijkt haar gedachte te lezen en zegt: “Het heeft geen zin meer.. Hij is al overleden.”
Diezelfde arts -die hen het slechte nieuws in de kamer bracht- geeft aan dat ze nog een paar minuten het apparaat aan zullen laten, maar dat om 24.00 uur het reanimeer apparaat definitief zal worden uit gezet. Direct erachteraan zegt hij dat het apparaat ook niet meer aan zal gaan. Tien minuten verstrijken nadat familie de ‘Lucas’ weer heeft aangezet. Het is inmiddels 24.00 uur, het moment van staken wordt aangekondigd door de arts. Wij zetten alle apparatuur uit. Het vertrouwde ritmische geluid verstild, het sissende geluid van stromend zuurstof stopt. Alleen nog hoorbaar verdriet. Uit respect doen we zwijgend allen een stap naar achteren. Machteloos en aangeslagen.
De verpleegkundige verwijdert het apparaat van Yash zijn borstkas. Daar ligt hij doodstil, haar liefde, haar alles. Rania pakt zijn hand en vleit haar hoofd op zijn schouder. In een flash back hoort ze hem zeggen: “Stil maar lieverd, het is maar een film.” Ze kust hem op zijn voorhoofd, tranen vallen op zijn gezicht, ze fluistert: “Vaarwel…”
Minuten lang staan we op afstand en laten alle dierbaren bij de jongeman. Dan condoleren we familie en gaan terug naar de IC. Eenmaal boven is een collega al medicatie klaar aan het maken voor mijn patiënt aldaar. Ik heb even tijd nodig om te schakelen, collega’s voelen feilloos aan dat ik even alleen wil zijn. Roerloos zit ik op de kamer van mijn patiënt en de situatie van beneden passeert de revue. Minuten later wekt een alarm mij uit mijn gedachten en doet beseffen dat de plicht roept.
Rania zwijgt wanneer haar zwagers stampij maken. De SEH-verpleegkundige probeert hen te sussen. Ze wil naar huis. Ze zijn al uren in het ziekenhuis, wat heeft het voor zin hier te blijven. “Yash is dood, daar veranderen we niks meer aan”, hoort ze zichzelf tegen de opstandige broers zeggen. Iedereen heeft er alles aan gedaan, laten we gaan. De volgende nacht spreek ik diezelfde SEH-verpleegkundige met de vraag of het vertrek van familie gisterenavond rustig is verlopen. Ze vertelt dat alle familieleden de hele nacht nog zijn gebleven. De broers van de jongeman trokken alles in twijfel en de emoties zijn die nacht hoog opgelopen. Vluchtig komen inhoudelijke zaken ter sprake; onze inzet, het protocol, familie en gevoelens van machteloosheid spreken we uit. Tot slot stellen we onszelf de vraag of we zaken anders hadden kunnen doen.
We beseffen heel goed dat we als team alles op alles hebben gezet, maar zekerheid op succes hangt ongelukkigerwijs nooit alleen daarvan af.