Vandaag zorg ik voor Hans, Tim en Frank. Ze liggen in een kunstmatige coma met hulp van beademingsapparaten. Zoals we op de Intensive Care na bijna twee jaar lang gewend zijn, is ook vandaag een covid-gevulde dag.
Er liggen vijf covid-patiënten op onze IC. We hebben ruimte (lees: personeel) voor vier, zodoende heb ik aangeboden om er vandaag drie op mij te nemen. Hoewel dit wettelijk niet mag accepteer ik dat iemand de klos is. “Ik heb redelijk geslapen”, dacht ik, “gaan met die banaan”. Mijn coördinerende verpleegkundige loopt meteen aan het begin van de dienst naar me toe: “Lief dat je vandaag drie patiënten doet, we gaan zo snel mogelijk iemand overplaatsen goed.” Ik bedank haar voor de lieve woorden, helaas verandert aan de werkdruk van de dag weinig. De reden dat ik drie patiënten moet verzorgen is omdat er geen andere ziekenhuizen zijn op dit moment die een covid-patiënt van ons kunnen overnemen, anders was dat al gebeurd. Na een paar uur heen en weer te rennen lukt het me om de meeste zorg af te ronden, met hulp van lieve buddy’s (lees: collega’s die helpen op de IC, maar verder niet zijn opgeleid voor de zorg voor deze extreem zieke patiëntencategorie). Om 10.30uur krijg ik goed nieuws, of zoiets: “Jerry, er is een ziekenhuis die ruimte heeft voor een covid-patiënt.” Dat lucht op, dacht ik meteen. “Wel kleine detail.. het is een ziekenhuis in Duitsland. We gaan ernaar streven om Frank over te plaatsen.”
“Geweldig..”, dacht ik meteen. Inmiddels weten we ook dat een overplaatsing naar een ander ziekenhuis zo goed als altijd ruzie (zacht uitgedrukt) oplevert met familieleden. Want: “Wij wonen bij dit ziekenhuis in de buurt, anders kunnen we toch moeilijk langskomen!?” Een super begrijpelijk argument, wat we al twee jaar lang verantwoorden met: “Wij hebben er ook geen zin in om uw familielid te verplaatsen. We hebben geen keus want er zijn mensen in het ziekenhuis die dat bed nodig hebben.” Over het algemeen -doch ontevreden- gaan familie’s akkoord met dit argument. Wanneer overplaatsing naar een ziekenhuis plaatsvind dat zich op 3-uur reistijd bevindt, dan lopen de emoties -heel begrijpelijk- heel wat hoger op. De arts heeft inmiddels de contactpersoon van Frank (zijn zoon) geïnformeerd over de verplaatsing naar Duitsland. “Ok jongen..”, zeg ik tegen mezelf. “Gaan we weer.”
De zoon van Frank arriveert op de afdeling. Hij oogt al meteen witheet:
“Zorg jij voor mijn vader vandaag?”
Ik knik, stel me voor en geef hem de ruimte om vragen te stellen.
“Om te beginnen, ik weiger dat hij wordt overgeplaatst naar Duitsland.”
Ik zeg nog niets, ik verwacht meer frustratie en emotie.. Het valt stil. Ik vraag zo beleefd mogelijk -in de hoop hem een kans te bieden te ventileren-:
“Waarom weigert u dat?” Hij blijft beheerst:
“Omdat het compleet onmenselijk is om hem te verplaatsen naar een ziekenhuis dat niet eens meer in Nederland is. Hij verdient gelijke zorg als ieder andere Nederlander toch?” Ik knik:
“Dat ben ik met u eens, waarom gelooft u dat we hem anders aan het behandelen zijn?”
“Nou ja.. wat is dat nou weer voor stomme vraag!?” Hier komt ie, denk ik.
“Jullie zijn toch niet iedereen aan het verplaatsen naar het buitenland? Waarom hij wel dan!?”
Ik snap hem volledig, als zorgverlener leer je vanzelf accepteren dat willekeur onderdeel is van het leven. Immers kan een meisje van 18 opeens dood gaan omdat ze van een traptrede glijdt. En iemand die zijn hele leven elke wet breekt die hij kan vinden mogen we nog jaren helpen wanneer ze gewond raken.
“De waarheid is dat er een kans is dat ik dit gesprek met een andere zoon of dochter had vandaag, maar vandaag bent u het. Wij willen hem niet naar Duitsland verplaatsen, we moeten. Er is gekozen voor uw vader omdat hij de meest stabiele is, hij is het minst in gevaar van alle covid-patiënten op onze IC.”
Hij wordt nog net iets bozer, zoals gewoonlijk gebeurt:
“Wat een complete onzin, jullie verplaatsen maar iemand anders.”
Ik pareer met zijn eigen argument:
“Het spijt me meneer. U had gelijk toen u zei dat iedere Nederlander recht heeft op dezelfde zorg, zodoende kan ik niet iemand anders -nogmaals, omdat die nog zieker zijn- verplaatsen.” We doen dit argument rondje nog een keertje of drie, dan blijkt de grootste emotie er wel uit. Met tranen in zijn ogen vraagt de zoon van Frank voordat hij vertrekt: “Laat u weten wanneer ze er zijn om hem naar Duitsland te brengen..?” Ik knik: “Natuurlijk, ik zal u meteen bellen.”
Ondertussen heb ik de familie van Hans en Tim geen aandacht kunnen geven, gelijkheid is niet een heel eenduidig begrip.