Hans (56 jaar) ligt bij ons op de afdeling. Hij heeft 112 gebeld omdat hij extreme buikpijn had. Dit had hij al dagen overigens, echter vindt hij het sinds vandaag pas ‘ondragelijk’. Op het eerste gezicht lijkt het mee te vallen, hij is iets bleek (wat heel veel kan betekenen) maar heeft verder weinig hulp nodig. Bij controle van zijn bloed blijkt Hans -bijna letterlijk- op de grens van de dood te zijn. Zijn nieren begeven het nog net niet en zijn bloed is extreem zuur.
In eerste instantie lijkt de situatie mee te vallen (hij ademt niet zo snel, zijn hartslag is niet echt verhoogd en zijn bloeddruk is OK). Hans bewijst maar weer hoe bedrieglijk een situatie kan zijn. Het goede nieuws is dat hij geen bloeding blijkt te hebben, dit was de voornaamste verdenking bij zijn extreme buikpijn. Wat het dan wel is moet nog maar blijken.
Hij wordt meegenomen naar de intensive care (IC) om continu bewaakt te kunnen worden. Hans blijkt een zeer gezellige man: “Best bijzonder dit allemaal, al die draden en al die mensen die om je bed heen rennen.” Ik reageer vrolijk: “Jazeker, u bent belangrijk. Hier betaalt u iedere maand honderd-zoveel euro voor, haha.” Hans heeft nog steeds veel buikpijn. Uit de CT-scan blijkt dat het probleem in ieder geval niet meteen zichtbaar is, zodoende is er een chirurg bij gevraagd: “Er is een goede kans dat u geopereerd moet worden, we weten niet precies wát het is. Alleen weten we wel dát er iets is. Anders zou u niet zoveel buikpijn hebben.”
Hans blijkt optimist: “Nou, het is gelukkig geen enorme bloeding. Dat is goed nieuws toch? Ben in ieder geval niet meteen dood. Jullie hoeven trouwens ook weer niet zo hard te rennen hoor, jullie hebben afgelopen jaar hard genoeg gewerkt.” Er wordt dankbaar gereageerd: “Dat waarderen we, alleen bent u net zo belangrijk. Dus we rennen vandaag nog even lekker door.” Zijn familie is inmiddels gebeld en is onderweg naar het ziekenhuis. Net voordat ik wegloop om een infuuszak te halen hoor ik Hans zeggen: “Eigenlijk wilde ik helemaal geen 112 bellen, nu ben ik een bed bezet aan het houden voor iemand die het echt nodig zou kunnen hebben.” Hij wordt ruim en breed bedankt voor zijn begrip en empathie. “Ook u verdient dit bed, wel nogmaals bedankt voor uw attentheid.”
Die avond wordt Hans geopereerd. Zijn familie is bij hem. Hij blijkt peritonitis carcinomatosa te hebben. Overal in zijn lichaam -en ook zijn buik- blijkt uitgezaaid kanker te zitten. Zijn lichaam is inmiddels zo slecht dat hij ook niet meer wakker is geworden na de operatie. Zijn familie krijgt niet de kans om afscheid van hem te nemen, de gesprekken vóór de operatie blijken hun laatsten samen.
Dankjewel Hans, voor hoe attent u bent geweest naar uw medemens. Voor alle andere ‘Hansen’, ook u verdient een bed. Bel op tijd.
Ben er stil van….
LikeLike