Als intensive care (IC) verpleegkundige zijn er verschillende neven taken en verantwoordelijkheden welke buiten de intensive care unit worden verricht. Zo belt Marije die ochtend, als verpleegkundige van de interne afdeling vraagt zij of ik kan helpen met het inbrengen van een infuus. Meerdere pogingen zijn aldaar niet succesvol gebleken, dus volgt een beroep op het IV-team.

Even later rijdt Marije de IC binnen met mevrouw Kaag, ik begroet beiden en begeleid hen naar de kamer die vrij is. Na een korte overdracht verlaat Marije de IC terug naar haar afdeling. Ik start het echo apparaat op en vraag onderwijl de zieke vrouw wat haar zoal hier brengt. Openhartig vertelt mevrouw Kaag over haar ziekte en de onzekere toekomst die daarmee gepaard gaat. In bed een sterk vermagerde dame, overal zichtbare plekken waar medici hun aandenken hebben achtergelaten. Enigszins terughoudend bekijk ik haar aangedane ledematen en voel weerstand mij te voegen tussen al deze ‘Mondriaans’. Wanneer ik mijn aarzeling met de vrouw deel, haalt ze haar schouders op. “Ach zuster ik ben wat gewend,  kleurtje meer of minder en tja hij zal er toch in moeten”, wijzend naar de verschillende infuusnaalden die klaarliggen. Tijdens het prikken vertelt ze hoe zij deze hoofdrol van patiënt ervaart, humoristisch zegt ze: “Alleen het stuk waarin ik speel bevat niet veel goeds.” Haar blik serieus wanneer ze aangeeft hoe pijnlijk de confrontatie van afhankelijk worden is. In korte tijd schetst ze een helder beeld van haar leven voordat ze patiënt werd en haar inmiddels ‘nieuwe’ bestaan die zich al maanden afspeelt binnen de vier muren van het ziekenhuis. Aandachtig luister ik naar de vrouw die schuilgaat achter deze patiënt.

Weken later ben ik op weg naar de verpleegafdeling voor aftercare bezoeken. Voormalig IC patiënten, met name die beademd zijn geweest, worden drie dagen op de verpleegafdeling vanuit de IC gezien. Het doel achteruitgang en eventuele heropname op de IC voorkomen. Tijdens dag, avond en nachtdienst beoordelen we deze oud patiënten en kijken vooral hoe zij het respiratoir (lees: met ademen) doen. Eenmaal boven tref ik mijn eerste patiënt, samen met de verantwoordelijk verpleegkundige evalueren we zijn toestand. Onze taak bestaat hoofdzakelijk uit signaleren, informeren en adviseren. Wanneer mijn laatste nazorg patiënt op de interne afdeling is beoordeeld, kan ik het niet laten even langs mevrouw Kaag te gaan. Ik ben benieuwd hoe het deze bijzondere vrouw vergaat en al snel sta ik voor de juiste kamer. Voorzichtig open ik de deur, even denk ik abuis te zijn, het contrast met weken geleden is dermate groot wat maakt dat ik haar bijna niet herken. Ze staart afwezig voor zich uit en wanneer ik haar begroet volgt geen enkele reactie. Ongerust ga ik op zoek naar de verantwoordelijke verpleegkundige, de plicht op de IC noodgedwongen on hold. Mijn onderbuik alarmeert en vertrouwend daarop loop ik vastberaden -zoekend naar antwoorden- de gang op.

Naast IV-team en aftercare vormen we eveneens het spoed interventie team (SIT). Bij een oproep van het SIT team ondersteunen we -naast traumaopvang en reanimaties- ook bij patiënten die achteruit gaan op de verpleegafdeling. Tijdig patiënten mee beoordelen maakt dat we in een vroeg stadium betrokken zijn, waar nodig advies kunnen geven, dan wel patiënten aan het begin van hun ziekteproces overnemen voor een behandeling op de intensive care.  
Samen met de intensivist beoordelen we zo ook mw. Kaag, we besluiten haar mee te nemen naar de IC. Aldaar gebeurt in korte tijd veel, we intuberen, lijnen op en aansluitend volgt een CT-scan van haar hoofd. Tijdens de scan wordt duidelijk dat er sprake is van een levensbedreigende situatie, een spoed operatie volgt. Uren later komt mw. Kaag terug van de operatie kamer (OK). Ik neem haar over op onze apparatuur en hoor de overdracht aan. Door een massale bloeding zijn de hersenen in verdrukking geraakt, ondanks operatie blijkt de schade aan haar brein hierdoor desastreus.

Zodra de artsen zijn vertrokken controleer ik de beademing, bloeddruk, pupillen en infusen. Tot slot fris ik mw. Kaag op, dek haar warm toe en voer alle gegevens in de computer. Dan is het tijd de naaste familie erbij te betrekken, zij zijn intussen door de neurochirurg volledig geïnformeerd over de infauste prognose (lees: situatie met overlijden tot gevolg). Ik begeleid familie de kamer binnen. Bij de aanblik van hun geliefde, in diepe coma en vast aan vele apparatuur, laten zij hun tranen de vrije loop. Zachtjes verlaat ik de kamer en denk terug aan mijn kennismaking met deze sterke vrouw. Vol optimisme en humor hield ze vast aan het leven, ondanks zij allang wist dat deze strijd niet te winnen viel. Het uitgangspunt van intensieve zorg is gericht op behoud en herstel van vitale functies. We streven ernaar schade als gevolg van het ziekteproces te beperken, altijd met kwaliteit van leven als referentiekader.

Onze inzet is primair gebaseerd op behoud van leven. Maar zodra er geen perspectief meer is op herstel en daarmee een kans op kwaliteit van leven uitgesloten is. Dan is het tevens onze taak de koers te wijzigen en onze inzet te richten op de dood. Met als referentiekader een waardig en respectvol einde.