Het is 08.00uur ’s ochtends. We liggen bomvol op de Intensive Care (IC) en er moet nu een patiënt worden overgeplaatst, gelukkig hebben we een aantal patiënten die stabiel genoeg zouden moeten zijn. Liever hadden we niet zo’n haast, maar helaas is het niet anders. Na het afgelopen jaar raak je er toch wat aan gewend.

Mijn taak als coördinerend verpleegkundige is om ervoor te zorgen dat alles blijft draaien op de IC, gedurende een rustige dienst is dat best makkelijk. Al mijn collega’s zijn zeer autonoom, zodoende heb ik meer een superviserende taak dan een inhoudelijke (lees: als ik ervoor zorg dat zij de tijd en spullen hebben om alles te doen, dan zou het goed moeten komen). Vandaag is helaas anders. Mijn collega’s beginnen de dienst al overbelast, er zijn meer patiënten dan we eigenlijk kunnen hebben. Zodoende weten we -nu al- dat er patiënten zullen zijn die in de loop van de dienst niet de aandacht gaan krijgen die ze verdienen.

Ik overleg meteen met mijn intensivist. “Er moeten mensen uit, ten eerste staan we al onderbemand en ten tweede hebben we geen ruimte om een patiënt op te vangen indien een patiënt nu acuut ziek wordt in het ziekenhuis.” Gelukkig zitten we vaak op één lijn als artsen en verpleegkundigen op de IC. Mijn intensivist is inmiddels aan het regelen met de verpleegafdelingen dat mensen -sneller dan gewoonlijk- overgeplaatst kunnen worden. Nu nog even keihard doorlopen om te voorkomen dat er ernstige dingen gebeuren bij patiënten, maar zometeen zou het zich weer recht moeten trekken dus.

Tijdens onze time-out (lees: moment waarin we de koppen bij elkaar steken om te kijken waar nu de prioriteiten liggen op de afdeling) zie ik aan m’n collega’s dat ze hard aan het lopen zijn. Boven de mondkapjes hebben een aantal ervan rode wangen nota bene. Ik geef aan dat we nog even moeten volhouden maar dat er -als het goed is- snel mensen weg mogen. We gaan snel door met ons werk. Het is bijna 10.00uur, vaak mogen mensen rond dit tijdstip nog niet naar de afdeling maar vanwege de drukte was dat nu OK. Er wordt snel iemand weggebracht naar de afdeling. Hoewel dit iets verbetering geeft voor de werklast heb ik nog steeds te weinig handen vrij om een patiënt op te vangen die acute zorgverlening nodig heeft.

Ik word gebeld door een arts van een andere verpleegafdeling: “Goedemorgen, ik wilde graag doorgeven dat we toch liever niet die patiënt van jullie overnemen. Volgens het protocol moeten ze tenminste 24 uur bij jullie liggen voordat ze naar ons toe komen.” Gefrustreerd geef ik antwoord, mijn intensivist ziet aan m’n gezicht dat dit geen goed telefoontje is: “Dat snap ik, het punt is dat het protocol nu gebroken moet worden omdat er ook een protocol is dat zegt dat wij altijd in staat moeten zijn om een patiënt op te vangen die acuut zorgverlening nodig heeft. Dat kan nu niet, die is ook belangrijker en weegt dus zwaarder dan dit protocol, snap je?!” Mijn intensivist gebaart dat ze m’n telefoon wil. Ik krijg het gevoel dat ze m’n antwoord niet heel professioneel vond. Ze neemt het gesprek over: “Hoi goedemorgen, je spreekt met de intensivist. Als mijn coördinerend verpleegkundige nog niet duidelijk genoeg was, als je er niet voor zorgt dat deze patiënt hier zo snel mogelijk weg is dan hoef je ook geen hulp te verwachten als je patiënten acuut zieker worden.” -klik- Ze heeft opgehangen. Glimlachend kijk ik haar aan: “Zou wel bizar zijn als we dat inderdaad gewoon mochten weigeren hè, die acute zorg.” Ze glimlacht terug: “Ja, maar dat weet hij niet.” Het doel voor elke IC’er is altijd dezelfde, voorkomen dat mensen overlijden. Hierbij doen we ook een grote poging om het revalidatietraject zo goed mogelijk te laten verlopen echter ligt de nadruk toch echt op het voorkomen van overlijden. Indien we protocollen moeten breken om ervoor te zorgen dat dit zo goed mogelijk gebeurt, dan moet dat maar. Meestal proberen we dit wat netter duidelijk te maken.

Communiceren onder tijdsdruk blijft ook een vak.