“Zuster….. zuster hoort u mij?” Mijn dienst is net gestart en terwijl de overdracht vanuit de nacht nog niet ten einde is zoekt dhr. Harg contact. Ik druk de antwoord knop van de intercom in, de man is mij echter voor en geeft aan iets te willen bespreken.
Ik beloof hem dat ik binnen enkele minuten naar binnen kom nadat ik al mijn benodigdheden heb verzameld. We ronden snel de overdracht af en ik ga aan de slag: schoon wasgoed, washandjes opwarmen, eten en drinken en tot slot medicatie voor de hele dag. Dan kleed ik mij aan in beschermende kleding, informeer collega’s dat ik richting de isolatie kamer ga en check ik nog een laatste keer of ik echt alles heb. Terwijl ik met mijn elleboog de isolatie deur open, zwaai ik alvast door het raam naar dhr. Harg. Eenmaal in de sluis moet ik wachten tot de eerste deur achter mij zich automatisch sluit. Zodra deze hermetisch is afgesloten kan de tweede deur worden ontgrendelt en kom ik de kamer van dhr. Harg binnen.
Ik begroet dhr. Harg, 73 jaar oud. De man is duidelijk gestresst. Zijn snelle ademhaling, rode gelaat en de zweet druppels op zijn voorhoofd doen mij direct besluiten de luchtflow en het zuurstofpercentage van de niet invasieve beademingsmodus (Optiflow) te verhogen tot maximale standen. Ondanks ik enig vermoeden heb wat er gaande is vraag ik toch of hij zich nader wil verklaren. ‘Ik trek het niet meer zuster, ik wil hier weg!’ Noodgedwongen stopt hij met praten, hij hapt naar lucht. De man is duidelijk benauwd, minuten later vervolgt hij: “Ik ben normaal geen piepert maar de muren komen op me af, ik heb mij nooit eerder zo vreselijk gevoeld. Ik mis thuis, ik mis mijn vrouw, mijn hond en voor het eerst ben ik bang.”
Ondanks er nog genoeg werk buiten deze isolatiekamer op mij wacht, concludeer ik dat deze ‘wakkere’ patiënt mij nu nodig heeft. Via de intercom verontschuldig ik mij bij collega’s en leg kort de situatie uit. Ik schuif een kruk naast het bed, een uitgebreid en diepgaand gesprek volgt.
Tijdens ons gesprek probeer ik dhr. Harg inzicht te geven hoe hij ervoor staat en vertel ik hem dat hij volledig afhankelijk is van het beademingsapparaat. Weglopen zal fatale gevolgen hebben en hij dient zich hier bewust van te zijn. De man luistert aandachtig en zegt: “Zodra ik de kamer verlaat.. zonder dit apparaat ga ik dus dood?” Ik antwoord: “Ja.” Mijn antwoord voelt hard en meedogenloos, maar het is de realiteit.
Al vijf dagen lang verblijft dhr. Harg in eenzame opsluiting vanwege het besmettelijke coronavirus. Het enige menselijke contact vindt plaats wanneer wij voor zorg en/of controle momenten de isolatie kamer betreden, hier buiten is hij op zichzelf aangewezen. Al vijf dagen is de man afhankelijk van een blazer in zijn neus met een hoog percentage zuurstof. Nu dreigt deze behandeling onvoldoende te zijn en liggen een beademingsbuis in zijn keel en buikligging op de loer. Gaandeweg ons gesprek wordt duidelijk dat deze vitale -volledig toerekeningsvatbare- man zijn vrijheid hem alles waard is. Hij is bereidt daar een hoge prijs voor te betalen. Na ons gesprek bel ik zijn echtgenote, vanwege quarantaine heeft zij sinds opname haar man niet mogen bezoeken. Ik vraag haar nu toch naar het ziekenhuis te komen en vertel beknopt iets over de toestand van haar man.
Drie weken verstrijken, kort na ons gesprek werd dhr. Harg gesedeerd (lees: kunstmatig in slaap gebracht). Een beademingsbuis in zijn keel en buikligging bleken onvermijdelijk. Voordat de man in slaap werd gebracht pakte hij mijn hand en zei: “Ik wil dit graag overleven zuster.” Hij spreekt zijn angst uit dat eenmaal in slaap hij nergens zelf over zal kunnen beslissen. Ik verzeker hem dat zijn vrouw onderwijl voor hem beslist en wij nooit ‘zomaar’ een behandeling staken.
In de vele dagen tot weken die volgen zit er geen vooruitgang in de situatie. De man is noodgedwongen nog in diepe slaap verkerend en steeds vaker reist de gedachte dat hij het niet gaat redden. Toch wil ik hoop houden, hoop dat onze intensieve zorg kennis en toewijding genoeg zal zijn. Maar eveneens speelt de vraag: “Als de man het überhaupt overleeft, zal hij dan beschadigd zijn door dagen in afzondering?” Vele onderzoeken tonen tenslotte aan dat eenzame opsluiting nadelige gevolgen heeft op onze psyche.
Aan het einde van week vijf komt eindelijk de langverwachte vooruitgang en staken we alle slaapmedicatie zodat dhr. Harg wakker kan worden aan de beademing. Op het moment dat hij aanspreekbaar is vertel ik hem het hoe, wat en waarom. Dhr. Harg knikt en lijkt mij te herkennen. De beademingsbuis weerhoudt hem van spreken maar we begrijpen elkaar volledig. Ik pak de telefoon en bel zijn vrouw, de afgelopen weken heb ik frequent contact met haar gehad en waren berichten veelal somber. Zoals verwacht schrikt de vrouw van mijn onaangekondigde telefoontje. Ik stel haar gerust en geef aan dat het goed nieuws betreft, dat haar man wakker is maar vanwege de beademingsbuis in zijn keel niet kan praten, maar wel alles lijkt te begrijpen. Ik breng de telefoon aan het oor van dhr. Harg. Tranen vloeien over zijn wangen wanneer hij de stem van zijn vrouw hoort. Ook zij houdt het niet droog aan de andere kant van de lijn.
Tranen van geluk en dankbaarheid, zoals hij mij later non-verbaal toelicht.
Want ondanks dhr. Harg nog een lange weg te gaan heeft is hij strijdbaar en zal hij vechten voor zijn leven en zijn vrijheid.
Wat een aangrijpend verhaal, het raakt me af en toe echt en doet me des te meer realiseren wat jullie werk zo zwaar, maar ook dankbaar maakt!
Diep respect!
LikeLike
💓
LikeLike