De hoeveelheid mensen die besmet zijn met het coronavirus begint vlot toe te nemen. Voornamelijk het zuiden van het land is ernstig getroffen, de rest komt nog aan de beurt is de verwachting. Wij staan vooralsnog klaar om ze op te vangen, en reeds hebben wij begrepen dat de eerste overplaatsing naar ons ziekenhuis vanmiddag nog plaats gaat vinden.

Het is een gewone werkdag waarbij er doodzieke mensen op de IC liggen, maar gelukkig is hun gezondheidstoestand in rustig vaarwater. Het onderwerp van de dag, kan ook niet anders, is covid-19 (het coronavirus). Inmiddels krijgen wij iedere dag een e-mail vanuit onze leidinggevenden omtrent wat te doen, hoe het te doen, wanneer het te doen en waarom het te doen voor wat betreft het zorgverlenen aan een patiënt met het coronavirus. Onze isolatieboxen staan klaar.

Opvallend is dat er blauwe tonnen klaar staan. Die zijn voor het recyclen van FFP-2 maskers (neus-mondmaskers die je daadwerkelijk beschermen tegen het coronavirus). In de 10 jaar dat ik in de zorg werk is dit de eerste keer dat mij gevraagd wordt om iets te recyclen. Meestal gaat hygiëne en veiligheid voor alles, dus is de rest (lees: voorraad en financiële aspecten) minder belangrijk. Dit wekt toch onrust op bij vele collega’s: “Zie je het al gebeuren Jerry? Dat je weer die box op moet en dat iemand zegt, ja jammer mondmaskers zijn op. Succes!” Ik moet er om lachen: “Ik blijf optimistisch en hoop dat dingen op tijd geregeld worden. Ik geloof al lang niet meer dat de bovenste lagen de efficiëntste lagen ter wereld zijn, maar ik geloof wel in de mens. Hierom geloof ik ook oprecht dat we hier als mensheid sterker uit gaan komen.” Waar ik nog achteraan meld met een duistere glimlach: “Ervan uitgaande dat we het allemaal overleven natuurlijk, hehe.” M’n collega’s zijn m’n duistere humor gelukkig gewend. “We gaan het zien Jerry!”

Inmiddels thuisgekomen (mezelf keurig netjes in quarantine plaatsend) zet ik het nieuws aan. Ik krijg er een glimlach van. Wederom zijn er bedrijven (lees: mensen die er niet voor hebben gekozen om voor anderen te zorgen, maar gewoon geld willen verdienen om rond te komen) die hun hardverdiende geld willen uitgeven aan anderen.  Een enorme hoeveelheid aan mensen zijn elkaar spontaan aan het helpen. Opeens geven we om elkaar en is er aandacht voor elkaar, opeens zijn we geïnteresseerd in hoe het gaat met de ander. Het is iets waar we met z’n allen trots op mogen zijn, blijkbaar kunnen we het wel met z’n allen. Al 10 jaar lang hoor ik collega’s zeggen: “Misschien gaat er ooit nog waardering komen voor wat we elke dag doen.” Blijkbaar is zo’n crisis het moment waarop we met z’n allen gaan zien dat je geld niet kan eten, dat het een middel tot een eind is -en blijft-. En dat zonder een eind, het middel puntloos is.

Ik hoor m’n collega’s nog zeggen: “Dat is zeker waar Jerry, alleen zijn er ook velen die dit gewoon gebruiken als advertentie natuurlijk hè.” Ik blijf hoopvol: “Zeker, die zijn er altijd. Dat neemt niet weg dat ik mag geloven dat dit misschien de eerste stappen zijn, voor juist die mensen, in de richting van een mooier persoon. We gaan het zien hè.”