Zo goed als iedereen die werkt heeft een leidinggevende (lees: iemand waar zij -mogelijk- verantwoording aan moeten afleggen). Dat dit zo was nam ik jaren lang als gewoon, ‘dat is gewoon zo’. De afgelopen jaren ben ik leidinggevenden in een heel ander licht gaan zien. Het is namelijk zo dat ik zelden een leidinggevende had waar ik veel aanzien voor kon opbrengen. Als ik dan terugdenk aan de leidinggevenden waar ik wel veel positiviteit bij voelde zijn er hele concrete dingen waar ik aan denk.

Om te beginnen moet ik vermelden dat ik in 10 jaar tijd negen leidinggevenden heb gekend. Hiervan zijn er twee waar ik -oprecht- blij mee was. Statistisch is dit helaas een minderheid. Graag richt ik mij op wat die twee deden dat ervoor zorgde dat ik hen zo positief herinner, voor het gemak noem ik ze Fenna en Patricia.

Ik heb altijd al een progressieve mentaliteit gehad als -relatieve- jonkie in de zorg. Ik vond respect hebben voor wat mijn voorgangers hebben neergezet essentieel, en daarop uitbreiden is -wat mij betreft- het geheim van vooruitgang. Iets wat niet kapot is moet je immers niet willen repareren. Deze mentaliteit heeft ervoor gezorgd dat ik ook vaak genoeg ideeën had die achteraf niet slim waren. De hoeveelheid keren dat ik streng ben toegesproken door leidinggevenden, omdat iets niet goed uitpakte, ben ik inmiddels kwijt. Na elk zo’n gebeurtenis hield ik mij ook gedeisd want ik voelde mij een mislukking. Omdat het in mijn bloed zat ging ik -na zoveel maanden- uiteindelijk altijd weer een poging doen om dingen te verbeteren.

Toen ik voor Fenna werkte had ik weer iets verknald. Zodoende moest ik op gesprek komen. Gezien ik inmiddels ervaren prutser was wist ik precies hoe dit ging lopen. Ik moest knikken nadat ik op m’n donder kreeg, en ik zou voorlopig van nieuwe projecten af blijven. Wat toen gebeurde zal ik niet meer vergeten. Ze vertelde me heel weinig, en vroeg me enorm veel: “Wat is er precies gebeurd?”, “Wat was je gedachtegang?”, “Wat zou je de volgende keer anders doen?”, “Hoe heb je dit meegenomen in je leerproces?”. Het waren vragen die ik absoluut niet zag aankomen. Uit pure verbazing vroeg ik daarom ook: “Je bent niet boos op me?”. Ze schrok en antwoordde: “Nee joh! Waarom zou ik boos op je zijn?”. Waarop ik netjes antwoordde: “Uh.. Omdat ik het verprutst heb?”. De woorden die daarop volgden hebben mijn carrière voor een groot deel gevormd: “Jerry, je staat voorop wanneer we iemand nodig hebben om onze afdeling vooruit te krijgen. Je neemt verantwoordelijkheid voor alles wat er gebeurt, zelfs als dat niet goed afloopt en je voelt je verantwoordelijk voor de mensen om je heen. Niemand kan alles perfect doen. Ik ben eerder trots op je dan boos op je, vandaar dat ik wil weten wat er allemaal is gebeurt, dan kan je door met je volgende project. Goed voor je leerproces, dat falen!”

Jaren gaan voorbij. Inmiddels werk ik op de Intensive Care (door Fenna, heel ander verhaal) en is Fenna al ruim en breed niet meer mijn leidinggevende (en heb ik er minder goede moeten tolereren). Ook hier ben ik dezelfde progressieve broeder gebleven, en ook hier verpruts ik dingen. Patricia was recent aangenomen als afdelingsmanager en wilde mij spreken (op basis van een fout van mij). Wederom stond ik klaar om te knikken. Weer gebeurde hetzelfde als bij Fenna, en weer schrok ik: “Wat is er precies gebeurd?”, “Wat was je gedachtegang?”, “Wat zou je de volgende keer anders doen?”. Dit keer was ik meer ervaren en had ik één leidinggevende mogen meemaken die mij eerder op deze manier aansprak. Ik vroeg meteen: “Waarom wil je dat weten?”. Patricia antwoordde luidt en duidelijk: “Zodat je door kunt met je volgende project natuurlijk, goed voor je leerproces om te leren van je fouten!” Later die maand hoorde ik, via via,  dat Patricia mij verdedigde om dingen die ik -nota bene- fout had gedaan. “Hij probeert het tenminste”, zou er gezegd zijn.

Ik besefte mij waarom ik Fenna en Patricia altijd zal herinneren als goede leidinggevenden. Om hun uitspraken te gebruiken: “Niemand kan dingen perfect doen, dus mensen die hun best doen terwijl ze dat weten, die moet je koesteren. Die weten dat er een kans is dat het compleet fout gaat, en proberen het toch.” Ik leerde wat over mezelf, en over hen. Hoe zij omgaan met mensen vind ik bewonderenswaardig. Hoe zij mensen überhaupt zien is bewonderenswaardig. Ik streef ernaar om dat soort geduld te hebben voor mijn medemens, zoals zij dat hadden voor mij.

Ik besef mij, ze zijn niet mijn leidinggevenden geweest. Het zijn mensen die ik met hart en ziel wil volgen, het zijn mijn leiders.