Mijn eerste jaren als verpleegkundige staan in het kader van leren en werken, of misschien meer ‘leren werken’. Als beginnend HBO-verpleegkundige geloofde ik -gelukkig- niet dat ik alles inmiddels wist. De hoeveelheid aan kennis en kunde die ik nog niet tot mijn beschikking had is echter nog steeds eng om over na te denken!

Hoewel dat is waar mijn aandacht voornamelijk naar uit ging, merkte ik dat faciliterend personeel (vertaald: managementlagen) zich echter bijna exclusief richtten op efficiëntie. Of zoals veel gegrapt wordt op de werkvloer, ‘meer doen met minder’. Eerlijk is eerlijk, die eerste paar jaren was ik zo druk bezig met technische en communicatieve vaardigheden onder de knie krijgen dat ik mij nooit druk maakte om ‘werkdruk’. Ik vond het leuk! Hoe drukker hoe beter was mijn motto. Dan had ik tenminste het gevoel dat ik een verschil kon maken voor mensen. Druk op de afdeling betekende immers dat veel mensen hulp nodig hadden, dat was mijn interpretatie in ieder geval. De jaren die volgden draaiden echter om bewustwording omtrent twee belangrijke facetten van werkdruk:

1. Vele zieke mensen leidt niet tot een verhoging van werkdruk, mits er voldoende mensen zijn om de nodige zorg te leveren. Als jonkie in de zorg besefte ik mij niet het pijnlijke aan de realiteit van de zorg. Mark die moet wachten op zorg (lees: in zijn eigen ontlasting ligt omdat hij incontinent is en daarnaast niet kan bewegen vanwege een hersenaandoening) omdat Luuk die zorg meer nodig heeft (lees: blauw kleurt omdat hij door een longontsteking nu een gebrek aan zuurstof heeft) zijn niet omstandigheden die we zouden moeten accepteren als mensen. Hoewel het logisch is dat Luuk eerst zijn zorg krijgt is de brute realiteit namelijk dat Mark zometeen (a) wonden gaat ontwikkelen ten gevolge van de ontlasting die zijn huid verweekt heeft. Met een beetje pech krijgt hij hier nog een (b) infectie van ook, en met nog meer pech (c) spreidt dit zich verder uit naar zijn bloed. Nog net iets meer pech en Mark krijgt last van (d) multi-orgaanfalen. Dit kan leiden tot (e) overlijden. Waarom ik ze van ‘a tot e’ heb gelabeld is simpel. Dit zijn allen momenten die -geloof het of niet- relatief gemakkelijk te voorkomen zijn, als er op dat moment voldoende zorg geleverd kan worden. Zo niet is dat uiteraard ‘pech’. De hoeveelheid Mark’s die de revue passeren is -gevoelsmatig- te hoog, maar goed, misschien is dat omdat zorgverleners één Mark al teveel vinden.

2. Zorgverleners zijn makkelijk te manipuleren. We zijn simpelweg niet mensen die zich hebben ingeschreven om maatschappelijke en sociale druk te weerstaan. We zijn mensen die zich toewijden aan het direct helpen van anderen. Helaas zijn we dus -over het algemeen- geen harde noot om te kraken. Dat heeft, mijn inziens, een super simpele verklaring. Waar alle andere beroepsgroepen (lees: heb het geprobeerd, maar kan er geen ander bedenken) staken om hun punt duidelijk te maken zullen zorgverleners dit weigeren te doen. We verkopen namelijk geen frietjes, en een dag niet werken staat niet gelijk aan iemand die zijn vette hap vandaag niet krijgt. Het staat gelijk aan een Mark die mogelijk één stap verder in zijn ‘a tot e’ keten komt. Dus doen we het enige wat we kunnen, een ‘soort van’ staken met de hoop dat dat voldoende is om betere werkomstandigheden te krijgen. Met de hoop dat anderen -die zich niet hebben toegewijd aan het direct helpen van anderen- bereidt zijn om te luisteren. Want echt staken is voor Mark gevaarlijk, en voor Luuk dodelijk.

Is het teveel gevraagd om werkomstandigheden in de zorg dusdanig te verbeteren zodat er een zorgverlener is of komt voor Mark én Luuk?