De Intensive Care (IC) wordt gevraagd te assisteren op de spoedeisende hulp (SEH). Het gaat om een jonge vrouw van 29 jaar, Lucy. Ze is ’s ochtends gevonden door haar kinderen (5 en 8 jaar), ze werd niet wakker op aanspreken dus hebben ze papa gebeld. Hij vindt Lucy, liggend in haar eigen braaksel. De ambulance is snel aanwezig.

Op de SEH blijkt al snel dat Lucy -in ieder geval- een bedreigde ademhaling heeft. Dit betekent dat zij ten gevolge van haar verminderde aanspreekbaarheid mogelijk kan stoppen met ademhalen. Om dit te voorkomen wordt overgegaan tot intubatie, zodat de ademhaling overgenomen kan worden door een beademingsapparaat indien nodig. Ze heeft een hoge bloeddruk en een lage hartfrequentie, tekenen die passen bij een hersenbloeding. Uit de CT-scan blijkt dat onze eerste gok juist was, ze heeft een arterioveneuze malformatie. Ze is geboren met een tikkende tijdbom in haar hoofd, die vandaag ervoor heeft gezorgd dat ze een hersenbloeding heeft gekregen. Het feit dat ze nergens meer op reageert is zeer zorgwekkend. Het suggereert dat er inmiddels zoveel hersenschade is dat zelfs de simpelste signalen (reflexen) niet langer worden waargenomen. Ze moet naar de IC, maar eerst moet er een spoedinterventie plaatsvinden.

Ze wordt gehaast naar de operatiekamer gebracht. Ze ondergaat een decompressieve hemicraniëctomie, ofwel een gedeelte van haar schedel wordt verwijderd zodat het brein ruimte krijgt ‘om te ademen’. Bij terugkomst op de IC is ze er nog niet veel beter op geworden. We hopen dat het de komende dagen vooruit zal gaan. Helaas zijn er weinig mensen -waarbij het brein zo weinig doet- die beter worden.

De eerste week vereist intensieve begeleiding van familieleden. Ze hebben het recht om te weten dat er een echte kans is dat Lucy het niet gaat overleven, en dat die kans best groot is. Het blijft moeilijk om mensen te informeren, wetende dat ze emotioneel een klap zullen vangen die niet te verzachten is. Ze krijgen -gezien de ernst van Lucy’s gezondheidstoestand- toestemming om 24-uur per dag langs te komen.

Op een dinsdagmiddag, inmiddels weken verder en in het bijzijn van haar man, wordt (routinematig) gevraagd aan Lucy of ze haar ogen kan openen. Dat doet ze nog steeds niet. Er wordt gevraagd of ze haar tong kan uitsteken, ook dit doet ze niet. Of ze haar duim op kan stuiken, ook hier reageert ze niet op. En of ze kan knijpen in de hand van haar man. Waarop haar man antwoord: “Ze kneep!” Om vals hoop te voorkomen wordt meteen vermeld dat knijpen een hele basale reflex kan zijn en dat dit niet per se betekent dat ze ons hoort. “Knijp zo hard als je kunt Lucy”, is de volgende opdracht. Haar man knikt bevestigend. “En laat nu eens los.”

Bevestiging hoeven we niet na te vragen bij haar man. Hij begint spontaan te huilen: “Ze liet me los!” Ze krijgt nog één laatste opdracht: “Pak zijn hand maar weer vast Lucy.”