Zijn uitrusting indrukwekkend, het zwart-gele kogelvrije vest, imponerend. Al groetend vervolg ik mijn weg, beiden in uniform maar de verschillen zoveel meer dan hetgeen wordt waargenomen. Het vertrouwde witte uniform, pen, kocher, een verdwaalde handschoen, schaar en zakkaartjes. Dit alles vormt mijn uitrusting. Kwetsbaar en bepaald niet ontzagwekkend in vergelijking met de toebehoren van meneer agent.

Later die avond onderweg naar huis draai ik het volume van de autoradio harder. Een stelling volgt waarop gereageerd word. De eerste beller is van mening dat artiesten welke beschuldigd worden van een ernstig misdrijf, diens muziek niet geboycot maar gewoon gedraaid moet worden. Aantijgingen staan los van de muziek, luidt zijn oordeel. Het is middernacht, provocerend antwoordt de DJ: “Zodra de artiest veroordeelt word ben je dan een andere mening toegedaan?” Onverbiddelijk houdt de man vast aan zijn standpunt en stelt vergelijkbare situaties ter discussie. Duidelijk op zoek naar meer reuring beëindigt de radio DJ het gesprek en de tweede beller meldt zich.

De volgende morgen groet ik wederom de zwart-gele brigade. Trouw de wacht houdend buiten de kamer van mijn patiënt. Vooralsnog weinig actie voor de mannen, want sederende middelen houden de zieke man noodgedwongen in slaap. Mijn dienst begint. Ik observeer mijn patiënt grondig, controleer apparatuur, instellingen worden waar nodig aangepast, infusen gecheckt en medicatie klaargemaakt. Dan verzoekt de arts mij alle ‘slaap’-medicatie te staken, de man is aan de betere hand. Het blijft echter afwachten of ‘wakker’ worden haalbaar is. Enige inspanning kan wellicht instabiliteit veroorzaken. Op voorhand valt dit nooit volledig in te schatten, wat maakt dat je niet ontkomt aan trial and error. Voorafgaand aan het werkelijke staken van de sedatie fixeer (lees: vastbinden aan het bed) ik de man preventief en licht de twee agenten op de gang in.

Kort daarna word de man volkomen ‘wild’ wakker. Hij ageert fors tegen de insnoering en probeert eruit te ontsnappen. Van achter de deur schieten sterke armen der wet mij te hulp. Overduidelijk vaker met dit bijltje hebben gehakt, pakken ze de man stevig doch vakkundig beet. Ondanks dat de man niet kan praten zijn de kreten aan de andere kant van de afdeling hoorbaar. Ik probeer de onrustige man te kalmeren, tevergeefs.
Alarmen loeien, de bloeddruk stijgt aanzienlijk en uit pure nijd bijt de man zijn beademingstube dicht. Het zuurstof gehalte daalt. De onrust moet getemd worden om achteruitgang te voorkomen. Noodgedwongen hervat ik de sedatie. De razernij dooft langzaam uit. Voorzichtig herstelt de bloeddruk en het zuurstofgehalte zich. De politiemannen laten hun stevige greep vieren maar lijken niet overtuigd van de toegediende middelen, argwanend blijven beide naast het bed staan, hun blik op de man gericht. Eén van de agenten ziet zijn kans schoon en wil benoemen wat de ‘wildebras’ op zijn kerfstok heeft. Nog voordat hij van wal steekt onderbreek ik resoluut de gerechtsdienaar. Indringend kijk ik hem aan. De stoere agent kijk verschrikt, duidelijk onder de indruk van mijn subiete reactie. Ik verzoek ‘de flikken’ om de  kamer te verlaten en ga verder met zorg aan mijn inmiddels ‘slapende’ patiënt. Nadat computer documentatie is voltooid en een collega ter waarneming is ingezet, loop ik richting de twee mannen in uniform. Enige uitleg ben ik hen inmiddels wel verschuldigd.

De insnijdingen op de kerfstok der schulden zijn als ‘witte’ zorgverlener volstrekt irrelevant. Een ieder heeft, zonder waardeoordeel, recht op kwalitatief goede zorg.
Wit versus zwart.. Hoe bedoel je contrastief? En laten het de klanken van de muziek zijn die ons allen beroeren, zuiver, wel zo mooi.