Het eerste geluid klinkt zacht en haperend, haar ouders raken geëmotioneerd bij het horen van de stem van hun dochter.
Ze schraapt haar keel en begint dan hard te huilen, ik leg nogmaals uit waar ze is, wat er gebeurd is en vraag of ze ergens pijn heeft. “Nee”, zegt ze kortaf, “ik weet heus wel dat ik in het ziekenhuis ben, dat heb je mij al drie keer verteld!” Ze heeft gelijk, we vertellen herhaaldelijk onze patiënten waar ze zijn en wat we zoal komen doen. Mede door de medicatie die we geven maakt dat IC patiënten dit met enige regelmaat vergeten. Rustig vraag ik wat er aan de hand is, waarop ze mokkend antwoord: “Nu kan ik over twee dagen niet naar Bali op vakantie.” Vol ongeloof kijk ik haar aan en weet even niet goed wat te zeggen. De vriend van het meisje sust haar en probeert uit te leggen dat hun vakantie nu totaal niet belangrijk is. Ik zie het gezicht van het meisje vertrekken, zij ziet dit blijkbaar volledig anders en ik voorzie een discussie tussen het jonge stel.
Met een hersenschudding in gedachte overleg ik apart met moeder hoe haar dochter vóór opname in het ziekenhuis was. Ik hou mezelf voor dat ze straks vast inziet hoeveel geluk ze heeft gehad na een heftig ongeval. Niets blijkt minder waar, hoe meer haar familie op haar inpraat hoe opstandiger ze wordt. Inmiddels belt ze iedere vijf minuten en commandeert allerlei zaken, al snauwend naar mij. Professioneel help ik haar waar nodig en probeer begripvol te blijven, het is tenslotte niet niks om plotseling wakker te worden op een IC vastzittend aan allerlei draden en apparatuur en te vernemen dat je aangereden bent. Onderwijl hoor ik mijn verpleegkunde lerares van vroeger in mijn gedachte weer zeggen: “We blijven ten alle tijden netjes en professioneel, zelfs in moeilijke situaties en bij onheuse bejegening.” Samenvattend; vriendelijk blijven lachen terwijl de ander je uitmaakt voor ‘rotte vis’.
Die avond verlaat ik meermaals mijn tweede IC patiënt, die er een stuk ernstiger aan toe is, om te reageren op wederom een bel van de jongste en inmiddels beste (meest gezonde) patiënte van de afdeling. Bij de daarop volgende oproep is het gedaan met mijn -over het algemeen- ‘engelen’ geduld. Ik spreek het meisje netjes, doch onmiskenbaar, aan op haar gedrag. Vriendelijk leg ik uit dat dit onacceptabel is en dat we afspraken dienen te maken hoe verder. Later die avond is van een IC indicatie (vertaald: medische reden om intensief bewaakt te worden) geen sprake meer en plaats ik haar over naar de verpleegafdeling. Aldaar zal het voor deze jonge diva wennen zijn op een zaal met vier anderen en een verpleegkundige die nog 20 patiënten te verzorgen heeft.
Ondanks de lange dag is deze dienst voorbij gevlogen, te laat vertrek ik richting huis. Onderweg naar de kleedruimte realiseer ik mij dat mijn auto nog op het bezoekersterrein staat en dat ik totaal vergeten ben om deze te verzetten naar de personeelsgarage. Ruim na middernacht plaats ik mijn parkeerkaart in de automaat en onthutst zie ik het verschuldigde bedrag. Vermoeid van de enerverende dag pak ik zuchtend mijn portemonnee.
Tja, onvoorwaardelijk geven gaat mij altijd eenvoudig af, maar vanavond valt
liefdewerk oud papier mij opeens even zwaar.