Voor het grootste gedeelte van mijn leven droom ik over emigreren naar het buitenland, hoewel ik dankbaar ben voor alles wat Nederland mijn familie en mij heeft geboden: veiligheid, opleiding, vrienden en meer.

Op jonge leeftijd was de voornaamste vakantie locatie Zuid-Amerika, dit omdat het grootste gedeelte van mijn familie aan die kant van de wereld leefde. Ik herinner mij tientallen (niet overdreven) neefjes en nichtjes waar ik samen mee speelde. Ik herinner mij hoe enorm veel vreugde er was op het moment dat we er weer heen vlogen, en óók hoeveel verdriet er was op het moment dat we weer terug naar Nederland moesten. Mogelijk is dit de reden dat ik al langer dan ik mij kan heugen daar heen wil verhuizen.

Naarmate ik ouder werd was het steeds moeilijker om jaarlijks te reizen naar mijn familie toe. Dit kwam door meerdere redenen, zoals mijn opleiding, het begin van mijn carrière en meer. Allen redenen waarvan ik nu vind dat het simpelweg excuses vormden voor een prioriteit in mijn leven die meer aandacht verdiende. Twijfel heerste wél, de plannen die ik toen had waren inmiddels vager geworden. Was het nog steeds een goed idee om te verhuizen? Was het überhaupt een realistische optie? Zodoende besloot ik in 2017 weer terug te gaan. Gedurende deze reis heb ik veel gesproken met mijn neef, degene waar ik altijd de meest hechte band mee heb gehad gedurende al mijn eerdere reizen. Ik merkte dat ik graag van hem wilde horen dat het een goed idee was om daarheen te verhuizen. Ik wist dat zijn ‘goedkeuring’ voldoende zou zijn voor mij om te beginnen met mijn transitie naar het buitenland.

Dat gesprek zal mij voor altijd bij blijven. “Want? Wat wil je hier komen doen dan?”, vroeg hij. De verbazing sloeg bij mij toe: “Ik mis jullie, ik snap dat de jaren dat ik niet ben geweest dat betwistbaar maakt, maar het is wel zo!” Neef: “Nee, nee, zo bedoelde ik het niet. Ik snap dat je ons mist, wij jou ook. Mijn punt was, hoe zie je het voor je dan. Dat hierheen verhuizen?” Ik: “Nou, gewoon. Mijn leven hierheen verschuiven. Dan kan ik jullie wat vaker zien.” Neef: “Ok gast. Ik ga het je simpel uitleggen. Wij missen je, ja. Wij houden van je, ja. Jij hebt een mooi en prachtig leven in Nederland. De manier dat jij praat over jouw werk en de mensen waar jij mee werkt is goud waard! Niet lullig bedoeld, als je echt wilt kun je hier elk jaar heen vliegen. Overigens, ik heb goed werk, maar ik haat mijn werk. Het is dat er brood op tafel moet komen.” Plots besefte ik het mij. Ik ben ondankbaar voor iets bijzonders. Ik hou inderdaad van mijn werk, ik hou inderdaad van mijn collega’s. Ik heb de afgelopen jaren gevoelsmatig niet ‘gewerkt’. Mijn collega’s zie ik meer als neven, nichten, ooms of tantes. Ik besefte mij dat ik niet ‘hoef’ te verhuizen. Ik ben gelukkig!

En om mijn geweldige neef nog één keer te citeren: “Zodra je dat vergeet, kom dan maar weer langs dan krijg je een mep van me.”