Achter ons is het opeens muisstil. De ogen volledig gefocust op de plasfles.

Manlief roept al tegenstribbelend: “Nou dat.. -verafschuwend wijzend naar de urinaal-, dat gaat echt niet gebeuren”. Ik haal mijn schouders op en zeg: “Prima, dan niet”. En berg de fles weer op. Na een kwartier moeilijk kijken gaat hij noodgedwongen overstag. Zijn persoonlijke watersnood wint het van de gène. Terwijl ik professioneel de fles in positie breng komt een grote maar bovenal hoge Jeep naast ons tot stilstand. Mijn man roept: “Stop hem terug! Ze kunnen zo naar binnen kijken!” De jongens proesten het uit, waarop ik zeg: “Maak je niet druk, hij zit al in de fles dus zet de sluizen maar open.” Nadat alles keurig is opgeborgen kijkt de achterbank vol verbazing naar de inhoud van de fles, de lege marge blijkt gering. Realiserend dat deze exercitie zomaar een plaatselijke watersnoodramp had kunnen veroorzaken sluit ik snel de deksel. Dan zien de  jongens hun kans schoon. “Pap, wat kun jij zeiken zeg!”, “Hè pap, gebruik je plastabletten of ben je altijd al zo’n zeikerd.” Overduidelijk opgelucht en weer in staat tot lachen ziet hij de humor van dit alles wel in.

Uiteindelijk na ruim vier uur vertraging laten we Parijs achter ons en parkeren bij de eerste gelegenheid. Weifelend vraagt mijn man of ik van plan ben om ‘zo’ met die volle fles naar het toilet te wandelen. Ook verzoekt hij mij deze in een tas te vervoeren. Ik haal mijn schouders op en zie totaal de issue niet van zijn standpunt. De pikorde op voorhand bepaalt maakt dat ik met de fles stevig in de hand gedecideerd richting het toilet vertrek. In de auto de mannen generend achterblijvend.

Ik begroet de toilet juffrouw met een bonjour, ze sopt het toilet naast mij grondig. Ik sluit mijn toiletdeur en kiep de fles leeg boven het toilet wat de nodige bijgeluiden oplevert: ‘klok-klok-klok-klok’. Nietsvermoedend trek ik door. Eenmaal buiten kijken verschrikte Franse ogen mij angstig aan. Onschuldig hou ik de fles omhoog als een soort trofee. Onderwijl de fles schoonspoelend krijg ik de slappe lach, waarop de toiletdame in niet te volgen Frans doorratelt en haar hoofd zorgelijk schudt. Geen idee hebbende wat ze duidelijk wil maken zwaai ik haar bij vertrek vriendelijk gedag en roep: “Au revoir!”

Eenmaal terug bij de auto vragen de mannen in koor of ‘het’ gelukt is, al wijzend naar de urinaal. Ik zeg: “Ja hoor, prima. Ik denk alleen dat op de betreffende toiletjuffrouw een gevalletje nazorg van toepassing is.”