De sleurhut volgt gedwee, we passeren zingend en in vakantie stemming ‘Welkom in Frankrijk’. Bijzondere en luxe auto’s worden gespot, over ieder merk weet manlief wel iets te vertellen waardoor mijn auto kennis inmiddels boven gemiddeld te noemen is.
Even later op de achterbank loopt het testosteron niveau hoog op en dien ik in te grijpen. De jongste wil niet dezelfde film kijken als die zijn broer bepaalt heeft, en tja dan overleg je niet met elkaar maar bepalen fysieke krachten de pikorde. Hoofdschuddend gebied ik de jongens van elkaar af te blijven. “Ja, maar mam! Hij…”. Na een uitgebreide pauze, een volle tank en eten -voor een weeshuis- zijn we overtuigd goed voorbereid te zijn op Parijs, de stad van de liefde (blijft nu eenmaal geliefd).
Drie uur later en twee kilometer verder is onze kijk op Parijs helaas een stuk minder liefdevol te noemen. Beurtelings ontstaat puberaal gemopper: “Mam, hoe lang duurt dit nog?”, “Mam, kan de airco niet harder?”, “Mam..”. Met bewondering kijkt manlief mij aan: “Je bent eigenlijk best populair als mam”, we lachen er smakelijk om. Met spellen uit ‘onze’ tijd probeer ik de testosteron bommetjes enigszins te vermaken. “Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is?”, en “Ik ga op reis en ik neem mee?”
Dan -vanuit het niets- naast mij een zorgelijke blik, onthuts vraag ik wat eraan short, “is er iets met de auto?” In gedachte al midden in Parijs met een rokende motor alwaar geen vluchtstrook te bekennen is voelt als een nijpende situatie, oplossingen passeren direct de revue. Het blijkt echter niet de auto maar manlief zijn persoonlijke waterpeil te zijn die boven NAP is geraakt. Opgelucht haal ik adem. Eenvoudig klusje concludeer ik, maar in de file op de Periferique voorziet mijn, inmiddels op klappen staande, echtgenoot grote problemen. Met een: “Joh, gelukkig niks ernstigs”, probeer ik hem gerust te stellen, waarop hij mij verre van opgelucht aankijkt en direct legio redenen opsomt waarom dit vreselijk is. Ik buk voorover en pak vanonder mijn stoel een urinaal met deksel. “Ta da!”, zeg ik, triomfantelijk de fles in de lucht stekend.