Vrijdagavond 21.00 uur, mijn tweede skivakantie met een groep alleengaanden is begonnen. Thuis zullen ze het zonder mij prima rooien, ondanks hiervan overtuigd te zijn voelt het toch wat ontaard.

In de bus ontmoet ik bekenden van vorig jaar, maar grotendeels is het een legioen van vreemdelingen. Onze derde dag, Susie (mijn kamergenoot) zucht en kreunt bij het uit bed komen. Dat we geheel vrijwillig -te vroeg als haar lief is- opstaan met stijve stramme spieren, we ons de gehele dag in het zweet werken en dit ook nog vakantie noemen blijft haar een raadsel. Met haar guitige Brabantse accent zegt ze in een zonnig luxe resort te kunnen verblijven en dat die optie een stuk eenvoudiger is. We schateren het uit om haar zelfspot. Ik schuif de gordijnen opzij en open de balkon deur. Het uitzicht is adembenemend, de opkomende zon kleurt de lucht magnifiek, de bergtoppen zijn prachtig wit. We ademen de frisse lucht in en minuten lang staren we naar buiten, ieder in onze eigen gedachten. Susie is moeder en ook werkzaam in de zorg, beiden genieten we intens van de rust die een week skiën ons brengt. Even weg uit de zorg, denk en regel modus.

Die middag ga ik vrij skiën met een aantal vreemden, mijn ski maatje Edwin en Ruud (een verstandelijk beperkte autistische jongen) uit de lesgroep. Samen met Edwin skiën we achteraan. Gevallenen rapen we op en bloed kruipt waar het niet gaan kan, al snel blijkt dat mijn nood kit regelmatig van pas komt! De vooraf besproken route wordt niet door iedereen gevolgd en zoals een goede herder betaamt drijf ik de kudde weer bij elkaar. Net als ik Ruud weer in zijn bindingen heb geholpen blijkt dat we wederom iemand kwijt zijn. We skiën zoals afgesproken de vooraf bepaalde route en stoppen geregeld om uit te kijken naar ons verloren schaap. Inmiddels blokkeert -halverwege de piste- één uit de groep volledig en trekt kwaad zijn ski’s uit. Hij moppert over de moeilijke piste en meldt deze niet te willen skiën, enig verwijt valt de bezemwagen ten deel. Edwin probeert hem te kalmeren maar de man is vastberaden niet verder te skiën. Na goed overleg laten we hem achter en skiën door, opnieuw uitkijkend naar het nog steeds ontbrekende deel van onze kudde. Plots duikt ze op en ik vertel haar dat het zo niet echt werkt. Berouwvol beaamd ze het en niets staat ons een heerlijke ski middag meer in de weg. Onderweg verleen ik Ruud enige morele steun wanneer hij luid en duidelijk zijn frustraties uit als de bindingen in zijn ogen weer niet werken. Ik klik goed met hem en gaande weg krijg ik het voor elkaar dat hij zonder al te veel ruchtbaarheid zijn ski’s vastmaakt.

Op de terugweg inventariseren we wie de dal afdaling trotseert of toch de gondel verkiest. Eenmaal aangekomen bij de lift missen we hetzelfde -al vaker verdwenen- schaap. De groep zucht hoorbaar: “tja, daar staan we dan, alweer!” Na een kwartier sjeest het vermiste kuddedier ons met grote snelheid voorbij en roept (iets in de trant van): “Ik ga met h……. verd..”, en weg is ze. We maken er uit op dat zij in ieder geval niet met ons richting het dal zal gaan. Ruud kijkt beteuterd, samen hadden ze het plan naar beneden te skiën omdat de rest van de groep de gondel verkiest. Ik overleg met Ruud of hij de route weet, ik probeer hem nog de gondel in te praten maar stoïcijns vervolgd hij zijn weg alleen. Bij binnenkomst in het Gasthof ga ik op zoek naar Ruud. Ik voel opluchting als ik hem aantref, trots verteld hij dat het goed is gegaan. Al zuchtend geef ik hem een bemoedigende schouderklop. Op de kamer, onder het genot van een kop thee, vertel ik Susie -enigszins geërgerd- mijn belevenissen van die middag. Susie bevestigd mijn overtuiging dat ik niet verantwoordelijk hoef te zijn voor alles en iedereen terwijl anderen alleen aan hen zelf lijken te denken.

Ze knipoogt naar mij: “Resort boeken Niekie?” We proesten het uit! Vastberaden neemt deze schaapsherder vanaf nu vrijaf, althans deze week dan.