Het is vrijdagmiddag. Ik heb mijn laatste avonddienst vóór mijn eind-assessment (lees: examen) op de ambulanceacademie. Maandag moet ik laten zien wat ik waard ben. Ik moet laten zien dat ik goed genoeg ben om te werken zonder werkbegeleiding. Het groenlicht vanuit de praktijk is er al, nu alleen het officiële praktijkexamen nog.

Samen met mijn collega’s bespreken we het aankomende weekend als de meldkamer ons alarmeert voor een A2-urgentie (semi-spoed). Een meneer is enige tijd suïcidaal, ofwel wil zelfmoord plegen. De crisisdienst is bij meneer geweest en heeft meneer psychiatrisch beoordeeld. Hieruit is een inbewaringstelling (IBS) voort gekomen en moet meneer gedwongen opgenomen worden. Deze gedwongen opname gebeurt niet zomaar en gaat altijd via de burgemeester van een gemeente -die goedkeuring moet geven-. Hierna wordt deze dwangmaatregel door de rechter beoordeeld én of deze nog gehandhaafd mag worden. Geen maatregel die zomaar wordt ingezet dus.

Aanrijdend bereid ik me voor op wat komen gaat. Patiënten met een psychisch probleem kunnen op allerlei manieren reageren en zijn ook erg onvoorspelbaar in acute situaties. We draaien de straat in waar de patiënt woont en een vriendelijke jonge dame komt naar de ambulance toe gelopen. Ik open mijn deur en zij stelt zich voor. Ze is van de crisisdienst. Samen met haar collega hebben zij de meneer beoordeeld die ik op kom halen. Ik vraag haar even plaats te nemen achterin de ambulance zodat we rustig kunnen overdragen zonder dat heel de straat dit aan kan horen. In de ambulance vertelt zij dat meneer enige tijd gedachten heeft aan zelfdoding. Hierop óók eenmalig een poging heeft gedaan, deze was uiteraard onsuccesvol. Nu heeft de crisisdienst hem beoordeeld en vinden zij dat deze meneer een gevaar is voor zichzelf waarna een IBS is afgegeven. Meneer is nog niet op de hoogte en de crisisdienst gaat dit zometeen aan hem mededelen. Hoe we de situatie ook wenden of keren, meneer moet mee. Ik pak nog wat spullen die ik mogelijk nodig kan hebben (zoals een kalmerend middel) voor het geval Voordeurmeneer door het lint gaat en een gevaar voor zichzelf of ons vormt. We lopen met de twee dames het trappenhuis in naar de bovenste etage. Meneer heeft op het aanbellen bij de portiekbel zijn voordeur al open gezet. De crisisdienst loopt naar binnen waarop ik besluit eerst hen het gesprek aan te laten gaan.

Het komt immers enorm overweldigend over als er ineens vijf vreemde mensen (twee van de crisisdienst en wij met zijn drieën) in je woonkamer staan.