Maandagochtend. Ik parkeer de auto in de straat. Eindelijk thuis na vier drukke nachtdiensten, de laatste zit er op. Enerzijds voelt dit overwinnelijk, anderzijds wetende dat de wekker mij gebied na drie uur slaap op te staan. Dit levert niet bepaalt euforie op.
Sommige collega’s nemen nu een wijntje (tja, als je omschakelt is het dus avond), ik hou het bij een regulier ontbijt in mijn zogenaamde avond. Snel het bed in, iedere minuut telt. Drie uur later duurt het even voor ik besef waar ik ben en voel me geradbraakt. Dit blijft vreselijk en waar gezegd word dat alles went weet ik na 31 jaar zeker dat ik daar niet meer op hoef te rekenen. Tollend op mijn benen loop ik versuft naar de badkamer en vermijd ieder contact met mijn evenbeeld in de spiegel. Die middag verschoon ik bedden, stofzuig ik en loop ik -te vaak als me lief is- naar zolder richting de wasmachine. Alles noodgedwongen om maar niet toe te geven aan een lijf wat aan alle kanten tegenstribbelt. Uit praktisch en financieel oogpunt vermijd ik vandaag de winkels voor boodschappen. Eens temeer ondanks een strak lijstje ik toch met de helft thuis kom en -niet geheel onbelangrijk- structureel het wisselgeld vergeet.
Na een goede nacht slapen voel ik mij dinsdag een stuk beter. Ik ga sporten en waar ik denk mij weer fit te voelen ervaar ik bij iedere oefening duidelijk het effect van mijn afgelopen nachtdiensten. Bioritme, ofwel verstoring daarvan, heeft op vele fronten zijn weerslag blijkt maar weer. Woensdag 06.00uur. Wie zet er nu een radio aan? Traag kom ik tot het besef dat het geluid mijn eigen wekker betreft en dat de werkplicht nu al roept. Ik heb dagdienst dus vort maken joh. Mijn lijf verzet zich en verlangt naar rust. Eenmaal op het werk verdwijnt enigszins de loomheid en de taken worden verdeelt. Iedereen begint bij zijn eigen patiënt om later tijdens zorgmomenten elkaar bij te staan. We tillen die ochtend vele patiënten omhoog in bed, halen er een aantal uit bed en draaien tussentijds sommigen op de zij. Sjouwen hiernaast ook met dialysezakken van vijf kilogram boven het hoofd en onze stappentellers zijn inmiddels volledig overspannen de tel kwijt. Dan met vijf collega’s een patiënt verplaatsen, tja ook wij ervaren dagelijks de gevolgen van een consumptie maatschappij. Ondanks alle moderne hulpmiddelen zoals speciale bedden met vernuftige functies, glijzijlen en tilliften ontkom je in dit vak niet aan intensieve fysieke arbeid. Tezamen met de hoge werkdruk, mentale belasting en onregelmatige diensten maakt dat je met recht en in alle opzichten kunt spreken van een zwaar beroep.
Toch blijken wij als beroepsgroep niet tot de zware te behoren. Om die reden komen wij dan ook niet in aanmerking om de op leeftijd zijnde verpleegkundigen eerder te kunnen ontzien. Tot mijn 67ste (of wie zal het zeggen 70ste) betekent ruim 50 jaar zorgarbeid in onregelmatig dienstverband. Hiervan is er 500 keer een nachtenreeks volbracht, ruim 1400 weekenden gewerkt om over de gelopen kilometers en overuren maar te zwijgen.
Dagelijks ervaar ik de kwetsbaarheid van het leven en waar ik vroeger nog graag ver vooruit dacht, leef ik inmiddels meer bij de dag. Misschien moet ik toch eens kritisch naar mijn ‘werk’ toekomst gaan kijken, want nog even en ik hoor bij die groep op leeftijd zijnde verpleegkundigen. Ik heb een geweldig mooi vak en doe het werk vol enthousiasme en energie, maar of het in alle opzichten reëel haalbaar is een halve eeuw op de werkvloer te volbrengen is maar de vraag.
Mooi blog! Als oud EVV-er nachtzorg binnen een GGZ instelling, herkenbaar ook. Fysieke belasting, omgedraaid dag-nachtritme het is fysiek gewoon zwaar en dat is ook nog eens door middel van wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Tot ons 65e … het zou wat zijn.
LikeGeliked door 1 persoon