Als beginnend Intensive Care (IC) verpleegkundige heb ik veel mogen leren, zeker op het gebied van mogelijkheden. De hoeveelheid apparaten die wij als mensen tot onze beschikking hebben om iemand te helpen herstellen zijn groter en meer divers dan ik mogelijk achtte. Toch kwam ook al snel het besef dat velen van ‘onze’ patiënten niet terug gaan naar het leven zoals zij die kenden vóór ze ons ontmoetten.

Bij ons ligt Simon, een hoog energetisch trauma (HET) patiënt. Als fietser is hij geschept door een auto. Samenvattend heeft hij aan fracturen (linker zijde): drie van zijn ribben, sleutelbeen, bovenarm en aangezichtsletsel. Het grootste gevaar voor Simon is echter de klap die zijn hoofd heeft ontvangen. Hierdoor zijn op meerdere plekken in zijn hoofd bloedingen ontstaan. In de hoop dat zijn brein zal herstellen wordt hij in slaap gehouden en wordt het lichaam geoptimaliseerd (lees: hart, longen, nieren, lever, darmstelsel en dergelijke wordt van mogelijke schade verholpen).

Gedurende een periode van maanden ligt Simon bij ons op de Intensive Care Unit. De ene dag beter, de ander slechter. Vele artsen en verpleegkundigen durven niet meer met zekerheid te zeggen of Simon ooit nog zal verbeteren. Mogelijk is de schade aan zijn brein te groot, en kan ondanks alle pogingen het beschadigd hersenweefsel niet langer genezen. Meerdere CT-scans geven ook niet antwoord op de vraag of het weefsel permanent beschadigd is. Of de behandeling nog zinvol is bestaat veel twijfel over. Het allermoeilijkste blijkt ook de manier waarop zijn ouders en tweelingbroer geïnformeerd dienen te worden. Wij weten niet of er nog hoop is voor Simon. Deze onzekerheid maakt het voor hen niet makkelijker.

Persoonlijk heb ik -alles bij elkaar- een aantal weken voor Simon gezorgd. Nooit heb ik Simon wakker mogen zien, dit gezien de kunstmatige slaap. Wel heb ik inmiddels een goede band mogen opbouwen met zijn tweelingbroer, Hans. Ondanks de ernstige situatie is Hans optimistisch. Langzaam ontstond de gewoonte dat Hans het bezoektijd verlaatte met een: “Ik geloof er nog in Jerry, tot morgen”. Hoewel velen van onze patiënten het niet halen merkte ik toch dat Hans een optimist van mij aan het maken was. Na een aantal maanden was Simon helaas nog steeds niet wakker, ook zonder slaapmedicatie. Gezien zijn lichaam verder wél gezond was werd hij overgeplaatst naar de verpleegafdeling. Anderhalf jaar gaat voorbij. Ik ben inmiddels gediplomeerd IC-verpleegkundige en heb vele malen ‘een Simon’ voorbij zien komen. Ook hier vaak genoeg twijfelend over het standpunt dat ik moest innemen. “Heeft het überhaupt zin om hier hoopvol over te zijn?”

Het is maandagochtend. Mijn nachtdienst is bijna voorbij en ik mag zo -heerlijk- gaan slapen. De dagdienst is bijna klaar met het lezen van mijn rapportage, waarna ik naar Surprisedhuis mag. Ik loop naar mijn collega toe om te vragen of zij vragen heeft voor mij. De sluis (ingang tot de IC) opent en tot mijn verbazing zie ik Hans, hij loopt wat angstig naar binnen. Ik groet hem hartig en vraag hem hoe alles gaat. Hij kijkt mij geschrokken aan. Langzaam sluipt het besef bij mij binnen: “Simon?”, vraag ik hem. Hij begint te knikken en al snel zie ik achter hem zijn tweelingbroer Hans binnen lopen. Hans loopt lachend binnen en schudt mij de hand: “Ik hoopte dat je er zou zijn Jerry! Haha. Niet liegen, je dacht dat ik het was hè!” Al snel verschuift mijn aandacht naar Simon. Ik stel mij professioneel aan hem voor, ik ken hem al maanden, maar hij heeft mij immers nog nooit ‘ontmoet’. Al snel wordt Simon gebombardeerd met aandacht van ook al mijn collega’s.

We kunnen niet al onze patiënten redden. Gelukkig blijkt dat er maar eentje nodig is om hoopvol en positief te blijven.