In de zorg is één ding zeker. Er zijn 365 dagen per jaar mensen die ziek zijn en/of worden, dus ongeacht welke dag het is dient er te allen tijde verpleegd te worden. Grotendeels gewend aan dit gegeven blijft nachtdienst met oud en nieuw voor mij geen liefhebberij.
Vuurwerk vind ik nu eenmaal weerzinwekkend, maar daarover later meer. Over het algemeen is gebleken dat nachtdienst met oudjaar niet de favoriet is bij een ieder, dus bij onvoldoende vrijwillig animo wordt er geloot. Weinig gewonnen, maar nu viel ik toch echt in de prijzen. En zo geschiede, oudejaarsdag probeer ik nog wat te slapen. Buiten groepen jongeren die zich luidruchtig vermaken met vuurwerk, hoe harder hoe beter luidt waarschijnlijk het motto. Ik draai me nog eens om want de slaap blijft uit. Waar ik vroeger nog dacht; ik moet slapen berust ik nu veel meer in de gedachte; ik lig lekker en wie ligt rust ook uit. Afijn, uiteindelijk val ik in een onrustige slaap en even later schrik ik verward wakker door een knal die ik -naarmate ik weer enigszins helder kan denken- tot buiten kan plaatsen. Niet veel later gaat de wekker. Hoog tijd om de potten en pannen eens op te zoeken. Enigszins brak, mezelf vooruit slepend, zet ik een maaltijd op tafel. Na het eten mogen de twee oudste in de tuin wat vuurwerk afsteken onder supervisie van papa. Het liefst had ik het ze totaal verboden, maar onder aandringen van manlief (opvoeding is zijn beweegreden) zie ik lijdzaam toe op wat sier en klein knal gebeuren. De jongste, welke net als ik geen held op dit gebied, zegt ook de tuin in te willen. Ik probeer hem ervan te overtuigen dat dit geen goed idee is, hij ervaart tenslotte de stofzuiger al als monster. Uiteindelijk houdt hij voet bij stuk en gehesen in een oude jas zet ik hem in de achtertuin en sluit vliegensvlug de deur. Nog voordat papa zich over de kleinste kan bekommeren ontploft er vanuit de naast gelegen tuin een bom in mijn beleving. Vast genageld staat hij op de deurmat -überhaupt nog niet de kans gekregen verder de tuin in te bewegen-, hij draait zich acuut om en bonkt overstuur op het raam van de achterdeur. De tranen biggelend over zijn wangen. Snel haal ik hem naar binnen en probeer hem te kalmeren, inwendig ben ik in juich stemming, in ieder geval één die niet van dat vuurwerk gedoe houdt.
Om 22.30uur die avond verzamelen alle prijswinnaars zich in de koffiekamer van het ziekenhuis. De vraag in de nachtdienst bij binnenkomst is per definitie; hoe heb je geslapen? In een dagdienst lijkt dit een totaal irrelevante bijna ongepaste vraag, maar s’ nachts houdt het ons allen bezig. Na de overdracht ontvangen we bezoek op de afdeling, vele familieleden komen de jaarwisseling vieren met hun zieke dierbaren. Een dochter van een patiënt zegt tegen ons; goh dat jullie nu moeten werken zeg. Lachend haal ik mijn schouders op; ach je kan beter mogen werken dan dat je hier als patiënt moet liggen. De koffiekamer is versiert en de sfeer tijdens feestdagen is altijd bijzonder, meer opgetogen denk ik. We lopen nog snel even langs alle patiënten en verwelkomen hun bezoek. Iedereen wordt voorzien van een gezellig drankje en sommige familieleden hebben zelfs de nodige lekkernijen meegenomen. Op iedere kamer trachten we sfeerverlichting te creëren, zodat er straks enig zicht op buiten is. Opschieten roept een collega, want de klok komt al in beeld. Het nieuwe jaar doet bijna zijn intrede. Samen heffen we het glas, klokslag 00.00 uur proosten we met appelsap en aanschouwen we het prachtige vuurwerk. We wensen elkaar en alle patiënten een liefdevol maar bovenal gezond nieuw jaar toe. De telefoon gaat, het feestelijk gevoel blijkt van korte duur. Er komt een spoed opname aan, een vuurwerk slachtoffer. Waar ik een minuut geleden het vuurwerk nog prachtig vond wakkert mijn aversie ertegen weer volop aan.