Als jong gediplomeerd verpleegkundige passeerden regelmatig momenten waarin ik twijfelende gevoelens kreeg over de zin van doorgaan met behandelen en de gevolgen voor de patiënt in deze.
Het leven is -tenslotte- eindig en mogen mensen nog wel sterven, was de vraag die meer dan eens bij mij rees. Deze gedachte bespreekbaar maken was in die tijd nog niet vanzelfsprekend. Met name de oudere medici leken overtuigd te zijn dat zij als arts de verantwoordelijkheid hadden patiënten te behandelen, of dit in alle opzichten wenselijk was stond veelal niet ter discussie. Gaande weg zag ik voorzichtige veranderingen ontstaan welke enerzijds toe te schrijven waren aan de jonge generatie artsen, danwel patiënten die een duidelijke inbreng in het behandeltraject opeisten. Behandelingen en hun directe en/of indirecte gevolgen werden steeds meer belicht en openlijk besproken, beslissingen toenemend democratisch en weloverwogen genomen.
Jaren later -tijdens de opkomst van deze ‘nieuwe’ generatie artsen- was ik werkzaam op de interne afdeling, oncologie. Mw. de Kort was een van onze patiënten en begin middelbare leeftijd. Ze had al jaren te maken met ziekteperiodes, zware behandelingen, ziekenhuisopnames en forse achteruitgang in haar gezondheid. Geregeld sprak zij met ons (lees: verpleging) over haar onzekere toekomst en haar kijk op kwaliteit van leven. Mw. de Kort bleek hier samen met haar echtgenoot en kinderen een duidelijke visie op te hebben. Gedurende deze opname werden er opnieuw op meerdere plaatsen uitzaaiingen geconstateerd, waaronder haar hersenen. Er volgde een lang gesprek met haar oncoloog en ik (als verpleging aanwezig) bij dit gesprek. Mw. onderbouwde helder waarom zij samen met haar familie tot dit besluit was gekomen en sprak haar wens omtrent euthanasie duidelijk uit. Haar man raakte geëmotioneerd, zijn liefde duidelijk voelbaar maar bovenal respect hebbende voor haar zware beslissing.
De weken die volgde staan in het teken van alle officiële procedures. Binnen ons team wordt er duidelijk aandacht besteed dit bespreekbaar te maken. Op dat moment mij totaal niet bewust welke verbindende factor deze moeilijke en nieuwe situatie ons team later brengt. Na het laatste gesprek oogt Mw. de Kort opgelucht en bijna blij. Ze verteld naar hartenlust over haar prachtige leven en alle kostbare ervaringen die haar ten deel zijn gevallen. Ze geeft aan dat zij overtuigd is dit leven ook mooi af te sluiten. Terwijl ik zwijgend deze uitspraak overpeins zegt ze tegen mij: “Ach zuster, de mooiste bloemen worden als eerste geplukt”
De dag van de euthanasie breekt aan en ik voel mij enigszins weemoedig maar de dankbaarheid dat ik deelgenoot mag zijn in iemands laatste levensmoment overheerst. Mij toen niet realiserend dat deze eerste ‘echte’ ervaring met euthanasie -en daarnaast Mw. de Kort haar levensinstelling- mij later als mens en desalniettemin verpleegkundige hebben gevormd. Ik voel me een soort van blij worden, ondanks dat deze dag ook iets treurigs heeft en realiseer me wat een vooruitgang, een einde kan betekenen.
Die ochtend pluk ik uit mijn tuin de mooiste bloem, en breng haar mijn laatste groet.