De afgelopen weken heb ik op de Intensive Care veelal de zorg over Dhr. Vrees, 52 jaar met een vaatafsluiting in zijn been als opname reden.
Aansluitend ontstaat er een cascade aan problemen waardoor hij alle hulpmiddelen die wij binnen de IC zorg kennen moeten inzetten. Dhr. Vrees word kunstmatig in slaap gehouden, beademd, gedialyseerd en vecht voor zijn leven.
In de weken die volgen leer ik zijn familie beter kennen. Zijn vrouw noemt inmiddels een ieder van mijn collega’s bij de voornaam. Op advies van ons vertelt ze haar man alle dagelijkse beslommeringen van ‘buiten’. De muur hangt vol met foto’s, kaarten en brieven. Hierdoor leer ik Dhr. Vrees ook een klein beetje kennen. Die avond kan zijn vrouw het niet opbrengen ‘gewone’ dingen aan hem te vertellen. Al schouder ophalend vraagt ze zich af wat voor ‘zin’ dit heeft. Dan breekt ze en huilend vertelt ze me dat ze niet weet of haar man dit allemaal wel gewild zou hebben. Sporten -wat hij zo graag doet- zou er misschien wel nooit meer inzitten, als hij dit überhaupt zal overleven. Mw. Vrees is bang dat haar man haar zal verwijten dat zij zolang heeft toegestemd in behandelen, gezien hij nu voor zijn leven getekend zal zijn. Ik zwijg en steun haar non-verbaal, ieder woord in deze lijkt ongepast.
Door de tientallen operaties de afgelopen weken heeft Dhr. Vrees iedere operatie een deel van zijn rechter kant van zijn lichaam moeten inleveren vanwege een agressieve bacterie. De openliggende wonden zijn daar duidelijk het bewijs van.
Na maanden van vele ups en downs komt Dhr. Vrees in een stabiele fase. Voorzichtig kunnen we de medicatie, dialyse en beademing afbouwen en wordt Dhr. gaande weg steeds meer wakker. Tijdens mijn dienst heb ik voor het eerst sinds maanden contact met hem, zijn aandachtsvermogen is laag en ik vertel hem kort wat er zoal is gebeurd met hem. Hij is zelf echter niet in staat tot praten daar hij nog een buisje in zijn keel heeft, waar hij grotendeels van de dag aangesloten ligt aan de beademing.
Vroeg in de avond loop ik mijn controle en zorg ronde en beraam met Dhr. Vrees een klein plan. Zijn ogen beginnen te twinkelen en het voelt geweldig om hem met zoiets eenvoudig blij te kunnen maken. Even later komt zijn vrouw en zoon binnen, ze begroeten hem en mij en genieten zichtbaar van zijn wakkere houding.
Tijd voor ons plan, ik plaats een spraakklepje op zijn buisje in zijn keel. Zodoende zou hij geluid moeten kunnen voorbrengen. Zijn vrouw en zoon kijken wat vreemd, duidelijk geen idee wat dit te betekenen heeft. Dhr. Vrees probeert wat te zeggen, maar alleen een reutelend geluid is hoorbaar. Ik zie dat hij teleurgesteld is door het resultaat en moedig hem aan een diepe hap lucht te nemen. Hij haalt zijn schouders goed op, neemt een grote hap lucht en -met de weinige kracht die hij na maanden strijden nog bezit- zegt hij tot zijn vrouw: “Ik hou van jou…”
Zijn vrouw raakt zwaar geemotioneerd.. Voor het eerst -in al die maanden nu- van intens geluk. Ik verlaat met warme gevoelens en kippenvel de kamer en denk: “Ons resten geloof, hoop en liefde. Deze drie, maar de grootste is de liefde.” (1korintiërs 13)