Vanavond heb ik avonddienst.

06.45uur gaat de wekker en de dag begint. Twee jongens moeten naar school. Daarna nog even gesport, gekookt voor iedereen, wat gewassen en dan via de oppas -welke het laatste nieuws omtrent de boys aan hoort- door naar het werk.

14.25uur arriveer ik in de koffie kamer en we krijgen de overdracht van alle patiënten. Daarna worden de taken verdeelt en we gaan direct aan de slag. Vroeg die avond krijg ik een verontrustend telefoontje van de dienstdoende internist. Er komt een spoedopname via de SEH (spoedeisende hulp) en het blijkt een bekende van ons. Daan, 22 jaar en al geruime tijd onder behandeling vanwege een tumor in zijn buik. Daan is een goedlachse ras optimist en overtuigd van zijn genezing. Bij ieder vertrek steekt hij zijn hand joviaal op en zegt: “Tot de volgende keer maar weer!”

Aan de stem van de internist hoor ik dat het slecht gaat met Daan. Hij blijkt in korte tijd achteruit te zijn gegaan en is nu vrijwel tot niets in staat. Even later halen we Daan beneden op en ik schrik van zijn situatie. Zijn vriendin en ouders lopen met ons mee naar boven en aldaar installeren we Daan op een kamer apart. In de dagen die daarop volgen blijkt dat de situatie van Daan niet verbeterd en na de nodige testen en onderzoeken wordt de oorzaak van zijn verslechtering vastgesteld. Vier dagen nadat ik Daan heb opgenomen heb ik wederom dienst. Die middag hoor ik hoe de afgelopen dagen zijn verlopen, de laatste fase in het leven van Daan blijkt aangebroken. De stemming in de koffiekamer is duidelijk bedrukt, het grijpt ons allen aan. Aansluitend ga ik direct naar de kamer van Daan, vanaf het eerste moment hebben we een wederzijdse band die bijzonder te noemen is. In vertrouwen verteld hij over zijn laatste grote wens en dat hij niet weet of dit nog wel haalbaar is. We zwijgen, beide wetend dat het onvermijdelijke komen gaat. Er komt een voorzichtige lach op mijn gezicht en ik beloof hem dat deze wens gerealiseerd moet worden.

Met de nodige hulp van vele lieve familie en vrienden van Daan en al mijn collega’s krijgen we het voor elkaar. De volgende dag trouwt Daan zijn prachtige vriendin in ons geïmproviseerde trouwzaaltje op de afdeling. Daan en zijn bruid worden omringd door familie en vrienden, wij mogen als ‘semigetuigen’ aanwezig zijn bij een onbeschrijfelijk moment.

Hand in handDe volgende avond gaat Daan zienderogen achteruit. Zijn kersverse vrouw en ouders zijn continu aanwezig. Ik verzorg Daan, contact met hem is vrijwel niet meer mogelijk. Ik vertel de familie wat zij kunnen verwachten in deze laatste fase. Vooral zijn vrouw heeft het zwaar. Tja, wat verwacht je van een 21 jarige die in de bloei van haar leven afscheid moet nemen van haar grote liefde. Ze geeft aan dat ze bang is voor het moment dat hij overlijdt. Ik bemerk dat ze ook letterlijk afstand neemt van haar Daan, gezien haar plaats in de kamer, ver bij Daan verwijderd. Terwijl ik daar sta hoor ik Daan zijn ademhaling veranderen, ik weet dat dit het moment gaat zijn waar haar angst werkelijkheid word. Op mijn vraag of ze hem vast wil houden zegt ze huilend dat ze dit niet durft. Ik pak haar hand en in mijn andere pak ik de hand van Daan. Stilzwijgend verbind ik het jonge pasgetrouwde stel en na een paar minuten word het stil…

In gedachten zeg ik tot Daan: “Tot de volgende keer maar weer.”

Nadat zijn vrouw en familie afscheid van Daan hebben genomen zoeken ze ons allen persoonlijk op. Zijn vrouw omhelst mij en is intens dankbaar voor het verbonden moment waarin ze haar Daan vasthield en tevens los heeft moeten laten.

Die avond om 00.15uur kus ik mijn slapende jongens en man welterusten. Geraakt door de ervaring van die avond, maar oh-zo dankbaar voor alles in mijn leven, stap ik in bed.